fwm ii'1' is, maar aan de andere kant mag de leiding van de centrale organisatie geen middel ongebruikt laten om daar, waar het om de wezenlijke belan gen van het geheel gaat, de nodige maatregelen te effectueren. Men zal hiervoor begrip moeten winnen en alle overredingskracht moeten gebrui ken. De plaatselijke verantwoordelijkheid betekent een vrije samenwerking in gebondenheid van de lokale banken in de centrale organisatie. Het is dus noodzakelijk, dat de plaatselijke banken voort durend begrip voor het geheel hebben. Dat is zeker een zware opgave, omdat het moeilijk is de consequenties van eigen maatregelen voor het geheel te overzien, maar wij zijn gelukkig, dat wij dit begrip vinden. Het moet echter levend worden gehouden. Daarbij zult ook u straks een taak ver vullen. U heeft namelijk in deze 17 maanden kun nen ervaren hoe de functionarissen van de Cen trale Bank over deze zaken denken en hoe vanuit de Centrale Bank gezien de eenheid moet worden bewaard. Maar anderzijds heeft u ook bij uw werk bij de lokale banken wellicht iets beleefd van de behoefte aan eigen beslissingsmogelijkheden. Uit het structuurrapport 1966 blijkt wel dat het zeker geen eenvoudige taak is, waarvoor de di recteur van de lokale bank zich ziet gesteld. Het werk is de laatste jaren steeds gecompliceerder geworden en van de directeur en zijn medewer kers wordt een steeds meer gespecialiseerde ken nis gevraagd. Het terrein van deze kennis wordt steeds groter. Het is daarom ook duidelijk, dat de besturen minder over deze kennis kunnen beschik ken, maar meer tot taak zullen hebben te besturen en het beleid te bepalen. Het is de taak van het personeel, en met name van de directeur, de be sturen dit mogelijk te maken, door op een duide lijke wijze het wezenlijke van de diverse proble men aan hen voor te leggen. Een volkomen open verhouding is hier noodzakelijk. Een enkele maal kan men wel van de zijde van de directeur horen zeggen, dat de bestuursleden in een bepaalde vergadering niet meer over de problemen kunnen meespreken, omdat zij deze niet kennen. Ik ben van oordeel, dat een directeur die zich zo uitlaat, ook een bewijs van eigen onvermogen demon streert. DE STATUTENWIJZIGING BIJ DE AANGESLOTEN BANKEN Half februari zijn de uiteindelijk door het Be stuur van de Centrale Bank vastgestelde nieuwe model-statuten en het nieuwe model-huishoudelijk reglement aan de aangesloten banken toegezon den, vergezeld van een uitvoerige handleiding om trent de procedure, te volgen bij de vaststelling door de banken van de wijzigingen in hun statuten en huishoudelijk reglement. De nieuwe modellen zijn de vrucht van een in tensieve overweging en discussie in de organisa tie (wij mogen in dit verband onder meer verwijzen naar het in het februarinummer opgenomen ver slag van de Bijzondere Centrale Ringvergadering van 15 januari 1968). Naar onze mening zijn de modellen zoals zij zijn komen te luiden voor alle aangesloten banken aanvaardbaar geworden, mede doordat op enkele punten al of niet tijdelijke afwijkingsmogelijkheden zijn geopend (b.v. met betrekking tot de leeftijds grens van leden van bestuur en raad van toezicht en het lidmaatschap van het personeel van de bank). Natuurlijk zal hier en daar nog wel een voorkeur voor een andere redactie zijn blijven be staan, maar naar onze indruk betreft dit geen fundamentele punten. Wij zouden er dan ook nog eens bij alle banken op willen aandringen om haar statuten en huis houdelijk reglement in 1969 aan te passen, en wel, tenzij men werkelijk onoverkomelijke bezwaren tegen een bepaald voorschrift heeft, overeenkom stig de nieuwe modellen. Dit is in het belang van de presentatie van de organisatie als geheel en heeft ook juridisch- technische voordelen. Wij willen er daarbij nog op wijzen, dat de banken te allen tijde zich om nader advies tot de Centrale Bank (Juridische afdeling) kunnen wen den, en dat het aanbeveling verdient om als een afwijkende bepaling wordt overwogen dit advies in ieder geval te vragen. Wij spreken de hoop uit, dat de gelegenheid om statuten en huishoudelijk reglement op moderne leest te schoeien, allerwege zal worden aange grepen. 107

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 5