ONZE BELASTINGEN
Dezer dagen zullen velen van ons weer worden
geconfronteerd met het verzoek van de fiscus om
„duidelijk, stellig en zonder voorbehoud" mede te
delen hoeveel het belastbaar inkomen over het
afgelopen jaar heeft bedragen.
In de Raiffeisenbode van januari en februari
hebben wij reeds enige facetten betreffende de
aftrekbare kosten belicht.
Thans willen wij globaal de aftrekmogelijkheden
bespreken voor wat betreft de persoonlijke ver
plichtingen, buitengewone lasten en de giften.
PERSOONLIJKE VERPLICHTINGEN
Dit zijn periodieke uitgaven, welke geen verband
houden met het verwerven van het inkomen. Zo
zijn aftrekbaar verzekeringspremies voor perio
dieke uitkeringen terzake van invaliditeit, ziekte of
ongeval. Verzekeringspremies voor een uitkering
ineens terzake van deze calamiteiten zijn niet af
trekbaar, omdat de uitkering t.z.t. wordt belast.
Premies voor ziektekostenverzekering zijn niet
als persoonlijke verplichting aftrekbaar, wel als
een buitengewone last.
Behalve de op het loon ingehouden premie
AOW/AWW/AKW, is als persoonlijke verplichting
aftrekbaar de rente van schulden. Te denken valt,
behalve voor wat betreft de rente en de kosten
van geldleningen, ook aan de rente en de kosten,
welke werden betaald bij huurkoop of afbetalings
transacties. Voorts zijn aftrekbaar lijfrentepremies
en koopsommen, echter tot maximaal 5.000,
per jaar.
BUITENGEWONE LASTEN
Buitengewone lasten zijn, zoals reeds in de
naam ligt opgesloten, uitgaven welke in het alge
meen kunnen worden aangemerkt als betrekking
hebbende op een persoonlijk onheil, terwijl deze
uitgaven een niet onaanzienlijke financiële omvang
dienen te hebben.
Dergelijke lasten kunnen zijn: kosten tot voor
ziening in het levensonderhoud van eigen en aan
gehuwde kinderen en pleegkinderen (voor wie
geen kinderaftrek wordt genoten) en van bloed
verwanten in de rechte lijn of in de tweede graad
van de zijlinie (de ondersteuning strekt zich mede
uit tot het gezin van de ondersteunde). Is voor een
kind in de loop van het jaar de kinderaftrek opge
houden, b.v. door beëindiging van studie, en is dat
kind direct daarna in dienstbetrekking gegaan, dan
zullen de kosten van het levensonderhoud over
dat deel van het jaar tot datum van het in loon
dienst gaan, tot de buitengewone lasten mogen
worden gerekend.
Voor de kosten van ziekte, invaliditeit en be
valling geldt voor 1969 een grens van f 750,of
zo dit minder is van 5 van het onzuiver
inkomen, met welk grensbedrag deze kosten moe
ten worden verminderd alvorens zij mede kunnen
tellen voor buitengewone lasten.
Het totaal van de buitengewone lasten moet, na
aftrek van de hiervoor bedoelde 750,of 5
in ieder geval 4 van het onzuiver inkomen over
treffen, verminderd met een half procent voor
ieder kind waarvoor men kinderaftrek heeft, te
rekenen vanaf het derde kind. Hierbij dient elk
kind voor één kind te worden gerekend; de be
kende verdubbeling of verdriedubbeling is hier
niet van toepassing.
Voorts zijn als buitengewone last aftrekbaar de
kosten van studie van belastingplichtige zelf of
153