UIT ONZE HISTORIE (8)
„Terugblikker" vervolgt zijn beschouwingen
over de vóórgeschiedenis van de Coöpera
tieve Centrale Raiffeisen-Bank, doch mist
nog steeds de zo welkome opvulling van het
bekende hiaat: Wie nam(en) het initiatief tot
het bijeenroepen van een vergadering tot
het oprichten van een Centrale Bank?
Dit sluit niet uit dat Terugblikker met veel
plezier in de oude boeken van afdelingen
van de Boerenbond en van aangesloten
banken zit te neuzen omdat het nog altijd
opvallend is om te zien welk een zorg aan
het handschrift werd besteed en hoe gaaf
over het algemeen het taalgebruik was.
De ene bank heeft vanzelfsprekend over meer
historische gegevens de beschikking dan de an
dere.
In de beginperiode is echter de „lijn" welke
loopt van de Boerenbond via de plaatselijke bank
naar de Centrale Bank zeer duidelijk te onder
kennen en wanneer plotseling in een oude krant
de naam opduikt van bijvoorbeeld de „Drentsche
Landbouwkredietbank" zal het u niet verwonderen
dat daardoor de nieuwsgierigheid opnieuw geprik
keld wordt. (Misschien doet zich later wel de ge
legenheid voor tot het nauwkeuriger beschrijven
van de geschiedenis van de aangesloten banken).
De lotgevallen van de banken in Gelderland,
welke mede tot de oprichters van de Centrale Bank
behoorden, te weten: HUMMELO-KEPPEL, AN-
GERLO, GIESBEEK en DOESBURG zijn nauw met
elkander verbonden.
Als wij ons echter bepalen tot de historische
stukken zoals deze door de heer Hendriksen (di
recteur van Giesbeek) aan TB ter beschikking
werden gesteld, dan lezen wij daarin:
AD MAJOREM DEI GLORIAM!
Dat in den jare 1896 de Heeren L. Ridder de
van der Schueren, B. Hulshof, J. L. Pauwen, A.
Baron van Wijnbergen en eenige andere Heeren
het manmoedig en lofwaardig besluit namen om
hunne krachten te vereenigen tot het in het leven
roepen van eenen Bond op Christelijken grond
slag (dit bleek de Nederlandsche Christelijke
Boerenbond te zijn).
Omdat men vertrouwde op God's zegen op dit
werk hebben „wij niet geaarzeld om te trachten
in deze Gemeente eene afdeeling van den Bond
tot stand te brengen.
Tot meerdere eer van God en tot heil en welzijn
van al de ingezetenen van Angerlo hebben wij de
eersten willen zijn en het initiatief genomen om
deze afdeeling in het leven te roepen."
Aldus een zeer welgemeend en uitvoerig stuk,
opgemaakt door de oprichters M. J. Majoor, F. E.
C. van den Hardt-Aberson en W. J. Kraayvanger.
Zeer spoedig werd het onderzoek naar de
werkwijze van de Raiffeisenkassen ter hand ge
nomen. Men zag de band tussen bond en bank
zeer duidelijk. Over de bond staat in de notulen
(van de bank) van 15 mei 1898 immers nog:
„Zij is de Moeder van de Raiffeisen-Bank, de
„Boerenleenbank"."
Maar ook de heer Uyting heeft volkomen gelijk,
als hij zegt dat „in deze gemeente het merendeel
der leden (van de N.C.B.) niet altoos zal kunnen
profiteren van gezamenlijke aankoop zoolang geen
Raiffeisenkas is opgericht."
Daarom belastte de secretaris zich met het in
winnen van inlichtingen, opdat t.z.t. een commissie
tot oprichting (van de Raiffeisenbank) benoemd
zou kunnen worden.
Deze inlichtingen werden vlot ontvangen en alle,
148