GROEIPROBLEMEN Elk bedrijf, elke bank, elke afdeling maakt als regel een groeiproces mee. Het groeiproces mani festeert zich in drieërlei richtingen: in een vergroting van de omzet verdere specialisatie en verfijning van produkt of dienstverlening mechanisatie en automatisering van het be drijfseconomisch proces. Het gevolg is een grotere personeelsbezetting, intrede van allerlei specialistische medewerkers en een modernisering van het gevoerde perso neelsbeleid. De vraag rijst, zijn de „oudere" di recteuren en chefs tegen deze ontwikkelingen opgewassen? Hetzelfde beeld kan zich voordoen bij een aan gesloten bank. Hier manifesteert zich de groei in een toename van inkomende en uit te zetten gel den, een uitdijend servicepakket, toenemend gi- raalverkeer, mechanisatie en automatisering. De personeelsbezetting stijgt en de specialisaties nemen toe. De passieve directeur van weleer moet thans commercieel actief zijn om de positie van de bank al concurrerend te behouden en zo mogelijk uit te bouwen. Zowel voor directeur als afdelingschef is de eis om mee te groeien bittere noodzaak. Helaas heb ben veel managers in de praktijk ondervonden, dat tijdens de groei verschillende zaken verkeerd gin gen lopen. Met hulp van buiten (organisatie bureaus), door opleiding en kadervorming, door het opbouwen van een goed team medewerkers, door het ontwikkelen van gezonde overlegstruc tuur, zijn de problemen overwonnen. De grotere bedrijven hebben op dit punt goede begeleidings afdelingen opgericht op het gebied van organisa tie, personeelsbeleid en opleiding. HET PROBLEEM VAN DE NIET-MEEGROEIENDE LEIDINGGEVENDE In een aantal gevallen groeit de zaak de direc teur of de chef boven het hoofd. In het meest gunstige geval heeft de man realiteitszin en wijs heid genoeg om in te zien dat zijn capaciteiten te kort schieten. Hij stapt naar de topleiding en be spreekt op open wijze de zaak en voorkomt daar mee grote toekomstige innerlijke spanningen. Een ander geval is, dat de leidinggevende wel voelt dat hij niveau mist, maar door goede mede werkers aan te trekken probeert zijn eigen leem ten te overbruggen. Dit kan goed gaan wanneer één van zijn medewerkers, of soms in teamver band meerdere medewerkers, de beleidsbepaling een juist perspectief verlenen en voor een goede planning en uitvoering zorgen. In feite is dan het leiderschap verschoven. Bij specialistische afde lingen is dit tegenwoordig een veel voorkomende zaak. Toch kan het voorkomen dat door het ont breken van een centraal punt op een afdeling of in een bedrijf, het optreden, ondanks de knappe koppen, ongecoördineerd en daarmee deels on- produktief wordt. Geheel ongunstig wordt de situatie wanneer de leidinggevende bewust of onbewust het gemis aan niveau niet wil erkennen. Dan treden de zoge naamde vluchtreacties op. Bekende vluchtreacties zijn, extreem gesteld: Een vlucht in het vaktechnische. Alleen de ad ministratie, de technische uitvoering is belang rijk. Door niet of te weinig te organiseren en te delegeren neemt de man een tas met uit voerend werk mee naar huis (zie figuur III). Beleid op het gebied van organisatie, planning, het zoeken van nieuwe wegen, goede perso- neelsbegeleiding, blijft achterwege. De vlucht in de representatie. Daar de chef nieuwe ontwikkelingen niet bij kan houden, laat hij praktisch alles over aan zijn medewerkers en besteedt hij veel aandacht aan contacten met relaties. Allerlei officiële- en semi-officiële gebeurtenissen worden bijgewoond. Dit alles is als regel van tijdelijke duur, omdat de man zijn kennisontwikkeling niet bijhoudt. De bui tenwereld zal vroeg of laat deze uitholling merken. Wanneer de medewerkers goed zijn dan behoeft het bedrijf er niet direct onder te lijden. De gevaren van een gezagsvacuüm zijn lang niet denkbeeldig. Een derde vlucht zien we in de verdeel- en heerspolitiek. Alle informatie gaat via de leider, de medewerkers krijgen in het geheel niet of slechts gedeeltelijke informatie, zodat ze niet in staat zijn tot een volledig oordeel. Bedrijfsbe- sprekingen zijn er niet. ledereen wordt indivi- 145

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 43