kunnen leveren tot de structuurverbetering in de landbouw door bij de uitgifte selectief te werk te gaan. Alleen aan bekwame onder nemers die reeds bedrijven met een rendabele produktieomvang hebben of door de te sluiten transactie zodanige bedrijven verwerven, zou den voor het verkrijgen van een gebruiksrecht van de Grondbank in aanmerking kunnen ko men. Voor het functioneren van een Grondbank zal medewerking van de overheid niet kunnen wor den gemist. De werkgroep doet de suggestie, dat de overheid deelneemt in het kapitaal van de bank doch daarover geen dividendaan spraak maakt of althans die aanspraak wil achterstellen. Ook wordt aanbevolen dat het Rijk zich garant stelt voor dividendbetaling op de overige aandelen. GEMEENSCHAPPELIJKE EIGENDOM VAN DE GROND Teneinde afvloeiing uit de landbouw bij erfop volging te beperken, wordt ten slotte de suggestie gedaan coöperatieve verenigingen voor grond eigendom op te richten. Degenen die hun bedrijf in de coöperatie in brengen, zouden daarop een eigen gebruiksrecht moeten behouden. De coöperatie vormt in deze gedachtengang het instrument voor gezamenlijke financiering van met name de ingebrachte gron den. Bij erfopvolging zullen aandelen welke door de coöperatie worden uitgegeven als vergoeding voor de ingebrachte goederen, over kunnen gaan op erfgenamen die dan eveneens in een bepaalde relatie tot de coöperatie komen te staan. De rechten en verplichtingen van de verschil lende categorieën leden van de vereniging dienen nauwkeurig te worden omschreven. Daarbij zal ook voorzien moeten worden in een regeling voor over dracht van de aandelen indien de aandeelhouder daaraan behoefte heeft. SLOT Het rapport maakt een gedegen indruk, hoewel de suggesties op verschillende punten nadere concretisering behoeven. De werkgroep heeft ech ter een leidraad gegeven voor verdere discussie; het is te hopen dat van die mogelijkheid een ruim gebruik wordt gemaakt. 119

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 17