In het januarinummer hebben wij reeds aange
kondigd dat binnenkort een rapport was te ver
wachten van een werkgroep ingesteld door het
Landbouwschap en de beide centrale landbouw-
kredietbanken, handelende over de problematiek
van de grondfinanciering.
Het rapport is inmiddels verschenen onder de
veelbelovende titel „Nieuwe financieringsvormen
voor landbouwgronden".
Opgemerkt moet worden dat ook het Landbouw-
Economisch Instituut goed in de werkgroep ver
tegenwoordigd was terwijl van departementale
zijde een waarnemer de vergaderingen heeft bij
gewoond.
Naast het bestuur van het Landbouwschap zul
len ook de bestuurscolleges van de centrale ban
ken hun oordeel moeten geven. Zeker niet minder
belangrijk is echter het standpunt van de overheid.
Hoewel het in dit stadium nog te vroeg is om
een oordeel uit te spreken over de conclusies en
suggesties van de werkgroep, is het goed in ruime
kring aandacht voor de inhoud van dit rapport te
vragen. Het vormt na de verschijning van het rap
port van de Commissie Landbouwkrediet in 1960
een belangrijke bijdrage rond het vraagstuk van
de landbouwfinanciering en het landbouwkrediet.
DE PRIJSONTWIKKELING VAN DE GROND
De analyse welke in het rapport wordt gegeven,
richt zich op de knelpunten in de financiering bij
jonge boeren die een bedrijf stichten, bij land
bouwondernemers aan wie het door hen gepachte
bedrijf te koop wordt aangeboden, alsmede bij de
ondernemers die de door hen geëxploiteerde op
pervlakten grond aanzienlijk willen vergroten.
Voor deze drie categorieën ligt het zwaartepunt
van de financiering op de voorziening in de ver
mogensbehoefte, voortspruitende uit de produktie-
117