UIT ONZE HISTORIE (VII) Terugblikker, die reeds zes „Terugblik"- artikelen heeft geschreven, vervolgt thans deze reeks onder een nieuwe titel: Uit onze historie. Het veranderde opschrift duidt iets duidelijker de materie aan waarvoor Terug blikker onze aandacht vraagt. Terugblikker, die geen historicus van pro fessie is, maar grote belangstelling heeft voor de geschiedenis van onze organisatie, duikt met deze nieuwe bijdrage en met de twee volgende als het ware in de pre historie van de Coöp. Centrale Raiffeisen- Bank. Het is interessant hem op die weg te volgen en mogelijk kan hij door onze le zers worden geholpen, want men zal bemer ken, dat de schrijver op een bepaald punt de door hem gezochte en vermoede ver bindingsschakel nog niet heeft kunnen vin den. Men weet dat en wanneer de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank is opgericht. Het leek nu interessant de prehistorie, de voorgeschiedenis, van deze oprichting uit te pluizen. Maar dat valt niet mee. Er zijn vragen waarop soms duidelijk een antwoord is te geven; andere waarop soms een antwoord geconstrueerd moet worden uit voor handen zijnde gegevens, maar ook vragen waarop het antwoord (voorlopig) niet meer kan zijn dan een uitspreken van vermoedens. Hoe kwam de Raiffeisengedachte in ons land, wie maakten daarvoor propaganda, hoe werd daar op gereageerd, hoe ontstonden de eerste Raiffei- senbanken en vooral hoe kwamen enkele daarvan ertoe te zamen een centrale bank op te richten? Bij de opening van deze rubriek (onder de naam: Terugblik) in het begin van 1967 is gezegd, dat men daarin niet te veel systematiek moet verwach ten. Het is dan ook niet onwaarschijnlijk, dat de vol gende beschouwingen nog al wat onvolledigheden of zelfs onjuistheden kunnen bevatten. Terugblikker heeft echter zijn best gedaan. Hij heeft tenslotte nog maar beperkt materiaal ter beschikking en behoorde niet tot de oprichters van de Centrale Bank. Hij hoopt wel op opbouwende kritiek, voor zien van duidelijke documentatie (historische do cumenten zónder kritiek zijn ook zeer welkom!) ,,ter leeringhe ende onderwijsinghe" van belang stellenden. (Bronvermelding wordt, gezien het niet-weten- schappelijke van het volgende, achterwege gela ten.) Het mag als vrijwel algemeen bekend worden geacht in onze kringen, dat de abominabele toe stand van de agrarische bevolking ten gevolge van de om zich heen grijpende landbouwcrisis in de tachtiger jaren van de 19e eeuw, de meest directe aanleiding vormde voor het werk van Raiffeisen, waarvan de zakelijke kern besloten ligt in wat hij schreef in 1879: ,,Möchte doch die landliche Be- völkerung bedenken dasz sie in der genossen- schaftlichen Organisation, eng verbunden, die Macht von vielen Millionen reprasentiert und alle Vorteile des machtigen und die Welt regierenden Groszkapitals selbst genieszen kann. Möchte sie sich endlich zur Selbsthilfe aufraffen und gemein- schaftlich die in ihr wohnende Kraft zum eigenen Vorteile verwenden." Een duidelijker beginselverklaring is nauwelijks denkbaar. De volledig gelukte opzet van Raiffeisen had, toen zij ook in onze nationale bodem wortel schoot, toch hier te lande reeds een soort precedent vóór zich. Om ons bij specifieke landbouwkredietorga nisaties te bepalen (tenminste voor zover die aan TB bekend zijn) vermelden wij een koninklijk ini tiatief. Reeds in 1821 vroeg koning Willem I aan de Staten der Provinciën of een landelijk krediet wenselijk zou zijn. Het antwoord, behalve van Groningen, luidde ontkennend. De koning, die be- 94

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 44