financieel overzicht met name genoemd worden Japan en Canada, welke in sterke mate gericht zijn op de Verenigde Staten en voorts West-Duitsland. Voor dit laatste land is een verminderde export monetair gezien een welkome aanvulling op de bestaande export- remmende maatregelen. Het meest centraal in de gehele ontwikkeling staat Amerika. Het nationaal inkomen van de Ver enigde Staten nam in 1968 met 9 toe en bestond voor 4% uit prijsstijgingen en voor 5% uit reële groei. Omtrent de verwachte groei in de Verenigde Staten lopen de meningen nogal uiteen. De kans is echter groot dat, dank zij monetaire maatrege len, de inflatoire druk en daardoor het tempo van de expansie zullen verminderen. De gouverneur van de Federal Reserve Bank verklaarde eventueel bereid te zijn het risico van een mini-recessie, gepaard gaande met enige werkloosheid, te willen accepteren. Dat de mone taire maatregelen reeds werken, wordt geleide lijk aan merkbaar. Daarnaast is het overheidsbe leid van de nieuwe regering sterk gericht op het voeren van een neutrale begrotingspolitiek, waar bij gestreefd zal worden naar het in evenwicht brengen van inkomsten en uitgaven. De handelsbalans liet in 1968 een invoerstijging zien van 20 tegenover een uitvoerstijging van slechts 10%, waardoor het overschot ten op zichte van 1967 daalde met 75% tot 1 miljard dollar. In normale na-oorlogse jaren beliep dit overschot gemiddeld circa 7 miljard dollar, het geen voldoende was voor allerlei uitgaven voor buitenlandse hulp, defensie en investeringen in het buitenland. Daar de handelsbalans van de Ver enigde Staten meer dan de helft van het totaal van de betalingsbalans uitmaakt, is het herstel van een voldoende groot handelsbalansoverschot een eerste vereiste om het voorgenomen plan tot bui tenlandse hulpverlening, met name aan Zuid- Amerika, te kunnen blijven uitvoeren zonder in een al te groot tekort op de betalingsbalans te gera ken. Dit herstel kan bevorderd worden door interne bestedingsbeperking (door budgettaire en mone taire politiek). Daarnaast dient het exportbewust- zijn van de ondernemers te worden gestimuleerd. De Verenigde Staten verkeren thans echter in de minder gunstige omstandigheid dat veel bedrijven in mindere mate kunnen exporteren, omdat zij eigen dochterbedrijven in de overzeese afzetge bieden hebben gevestigd. Inmiddels is reeds meer dan 60 miljard in deze buitenlandse vestigingen geïnvesteerd. Hier wordt jaarlijks 10 miljard aan toegevoegd. De omzet van deze bedrijven wordt momenteel al op 120 miljard per jaar geschat, hetgeen voor Amerika een aanzienlijke rem op de afzet naar deze gebieden betekent. Zelfs wordt een deel van deze produktie in de Verenigde Staten ingevoerd. Bovendien wordt de neiging van de Amerikaanse consument om geïmporteerde pro- dukten te kopen groter. Ook het Amerikaanse be drijfsleven koopt meer kapitaalgoederen en grond stoffen (chemicaliën, staal) in het buitenland. De ervaring heeft geleerd, dat de exporten zijn blijven stijgen maar dat de importen vooral in de jaren met een sterke expansie van de economie (1965-1968) nog veel sterker zijn toegenomen, met als gevolg een voortdurende vermindering van het exportsaldo. De buitenlandse handel van de Verenigde Sta ten, uitgedrukt in procenten van het nationale in komen, bedraagt circa 4 hetgeen gering is in vergelijking met landen als Engeland en West- Duitsland, waar dit percentage ligt tussen 15-20. Terwijl voor deze laatstgenoemde landen een behoorlijke beperking van de importen bereikt kan worden door een verlaging van het bestedings niveau, is dit voor een land als de Verenigde Sta ten veel moeilijker te bereiken. Om een import beperking van enige omvang te bewerkstelligen, zou een aanzienlijke vermindering van de natio nale bestedingen noodzakelijk zijn. Het terugdrin gen van de importen is dus geen eenvoudige zaak. De mogelijkheden tot exportvergroting daaren tegen worden bedreigd door forse loonkostenstij gingen in de Verenigde Staten enerzijds en door de hoge invoerrechten in landen buiten Amerika anderzijds. Het is vooral ten opzichte van dit laat ste punt dat geleidelijk meer druk wordt uitge oefend op deze landen om hun tolmuren te slech ten. Dit betreft niet alleen de E.E.G. maar ook Japan, dat sterk protectionistisch is. Handhaving van deze barrières en het verstrekken van export subsidies roept in de Verenigde Staten steeds meer reacties op. Zo eist de Amerikaanse staal industrie verhoging van invoerrechten op geïm porteerd staal, weer andere bedrijfstakken, zoals o.a. de chemische industrie, eisen subsidies op exporten. 86

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 36