waterschappen vernieuwen Dit laatste is een nieuwe taak waarmede enkele waterschappen reeds een tiental jaren bezig zijn, maar die zeer actueel wordt nu de wet inzake de verontreiniging van het oppervlaktewater per 1 januari 1970 in werking gaat treden. In enkele provincies schijnt de provincie deze taak intussen zelf te willen gaan behartigen. Elders richt men er speciale zuiveringschappen voor op. Zuivering schappen zijn waterschappen, uitsluitend belast met de afvalwaterzuivering. Provinciale Staten kun nen met deze zuiveringstaak echter heel goed ook de waterschappen belasten. Bij enkele grote waterschappen met name is deze oplossing inder daad gekozen. Het grote voordeel is aldus dat het kwantiteits- en het kwaliteitsbeheer in één hand is. Dit geeft allerlei technische, maar ook vele ad ministratieve voordelen. Binnen niet al te lange tijd krijgen wij voorts te maken met voorstellen tot wettelijke regeling in zake het beheer van het grondwater. Bovendien ook inzake de bescherming van dit grondwater tegen verontreiniging. Het zijn taken waarmede o.i. moderne waterschappen, als de typisch daarvoor geëigende organen, zeer goed kunnen worden belast. Genoeg werk dus in de waterschapswin kel". Intussen moet men zich goed realiseren, dat de drinkwatervoorziening los staat van dit alles en een geheel hoofdstuk apart vormt. Ons land kent daar voor niet minder dan bijna 150 maatschappijen voor drinkwater(leiding). Over die drinkwatervoorziening bestaan er trouwens nog zorgen genoeg. Wij kun nen nl. jaarlijks in ons land wel zonder gevaar 11/2 miljard m3 water aan de grond onttrekken voor de gezamenlijke behoefte van bevolking en industrie. Dit is thans ook zo ongeveer hetgeen wij gebrui ken. Over 30 jaar wordt deze behoefte nu echter reeds geraamd op 4 miljard m3 water per jaar. Er moet dan 2y2 miljard m3 per jaar via de openbare watervoorziening (oppervlakte-water) worden ge leverd (uit de grond kunnen wij immers jaarlijks niet meer dan 11/2 miljard m3 oppompen). De aan leg van spaarbekkens om het kostbaar regenwater te verzamelen en de zuivering van het afvalwater, vóórdat het in de oppervlaktewateren komt, gaat ons kleine land in de komende decennia miljarden guldens kosten. Misschien komt het in dit regen- rijke land dan ook nog wel zo ver als in New York waar 's zomers grote luchtbalonnen boven de stad drijven met de aanmaning „Save water" „Wees zuinig met water". Water is nu eenmaal onontbeerlijk voor mens, plant en dier. Wij weten het allen, maar wij staan er soms weinig bij stil. Een Europees Handvest voor het Water van de Raad van Europa moest ons allen daaraan in 1968 dan ook nog eens scherp herinneren. Terug naar de waterschappen. En zijn in ons land heel wat waterschappen. Tenslotte is geheel Ne derland overdekt met een net van waterschappen. Tot voor kort nog wel 2.500 in totaal, groot en klein. Vooral na de watersnoodramp van 1953 heeft er echter een sterke concentratie van waterschap pen plaats gehad. Misschien is daarom het getal 1.800 voor 1968 in dit opzicht beter op zijn plaats. De provincie Drenthe is reeds tot een concen tratie van 15 waterschappen gekomen. In Gro ningen en Friesland is men bezig met een sterke concentratie. Utrecht heeft vergaande plannen in deze. Zeeland kent nog maar negen water schappen. Noord-Brabant heeft concentratieplan nen. Overijssel gaat op korte termijn naar 10 waterschappen in plaats van de thans nog be staande 26 schappen (in 1953 waren het er zelfs meer dan 70). Noord- en Zuid-Holland tellen nog vele kleine waterschappen, doch de eerste con centratieverschijnselen openbaren zich ook daar. Ook Gelderland is deze weg opgegaan, terwijl Limburg zeker niet achter zal blijven. Zo ontwaart men overal een geritsel van vernieuwing. De eis van schaalvergroting doet zich ook hier in ons computertijdperk gelden. Overwegingen van effi ciency en modernisering leiden automatisch hier toe. Wanneer de waterschappen deze ontwikkeling tevens benutten om over hun aard en karakter, over hun hoogst belangrijk werk in het algemeen belang meer de aandacht te vragen van de pu blieke opinie dan in het verleden het geval was, lijkt dit een gelukkige ontwikkeling. Het geheel wordt door de concentratieverschijnselen veel doorzichtiger en begrijpelijker. Men heeft aldus ook meer dan in het verleden de gelegenheid om full-timers op de eerste bestuursposten te plaat sen. De public-relations (een verwaarloosd onder deel, ook bij de waterschappen) komen beter aan hun noodzakelijke trekken. Dit is ook bepaald wel nodig, want het stijgende kostenpeil dwingt de waterschappen eenvoudig hun beleid aan de 70

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 20