die minder behoeft te vergaderen, maar die het
toezicht uitoefent, omdat hij de schakel is tussen
het bestuur en de leden.
Dezelfde gedachten brengt mr. Harderwijk in
zijn „Handleiding voor bestuurders in Coöpera
ties'' (1961) naar voren: „De raad van toezicht zal
de werkzaamheden van het bestuur zo nauwgezet
mogelijk moeten volgen. Hij treedt immers op als
vertegenwoordiger van de leden en moet van zijn
opdracht aan de leden via de algemene vergade
ring op zijn beurt rekening en verantwoording af
leggen."
Een verantwoordelijke en zeer eervolle opdracht
heeft de raad van toezicht: Namens de leden toe
zicht uitoefenen op het bestuur! Een opdracht,
waarmee het bestuur rekening moet houden. Maar
ook een opdracht welke juist tegenover de op
drachtgevers, de leden, de plicht met zich brengt
zich zo op te stellen, dat het toezicht tot zijn recht
komt. En dat laatste komt onvermijdelijk in het ge
drang, indien de „onverwoestbare traditie" blijft
In de centrale ringvergadering zitten
bestuursleden, leden van de raad van toezicht en
directeuren van de banken door elkaar. De
centrale ring is geen raad van toezicht.
bestaan. Immers dan worden de beide colleges
praktisch tot één college, waarin het door de
leden ingestelde toezichthoudende orgaan ten
ondergaat. Voor de raad van toezicht is dat funest,
maar ook voor het bestuur betekent dat een we
zenlijk gemis. Want het toezicht door de raad is in
de grond van de zaak niet anders dan contact met
de leden. Dat contact zal steun en overtuiging
kunnen geven en onvermoede gezichtspunten naar
voren kunnen brengen.
Of de huidige statuten nu al dan niet door de
nieuwe statuten worden vervangen, zal op zichzelf
voor het voortbestaan van die traditie wel geen
betekenis hebben (ook vroeger immers mocht het
samen vergaderen eigenlijk niet). Wel zou het
echter goed zijn als de banken, die deze traditie
nog in ere houden, zich er nu eens ernstig op gaan
bezinnen of zij thans niet het dappere besluit
moeten nemen om het ogenschijnlijk onverwoest
bare te verwoesten. Dat kan wel eens gemakke
lijker zijn dan men vreest, want zo'n besluit kan
een betere traditie inluiden!
67