de raad van toezicht „beheer" behoort, is overbodig, want beide vallen onder het toezicht. Het huidige artikel 34 leidt overigens tot precies dezelfde conclusie. GRENZEN MOEILIJK, ONDERSCHEID ALTIJD DUIDELIJK „Bestuur en beheer" enerzijds en „toezicht" anderzijds duiden de taken aan van twee verschil lende organen van verenigingen, het bestuur en de raad van toezicht. Het zijn algemene termen en bij enig nadenken zal men snel beseffen, dat het on mogelijk is precies aan te geven wat die termen inhouden. In statutaire bepalingen treft men daar om óf geen nadere omschrijving aan óf een op somming van wat er, naast niet genoemde zaken, in ieder geval toe behoort. Dit laatste systeem volgen de statuten van onze banken, zowel de huidige als de voorgestelde; want van de raad van toezicht wordt gezegd, dat deze „inzonderheid" tot taak heeften dan volgt een hele opsom ming. In hun boekje „Verenigingen en naamloze ven nootschappen" schrijven Westrate en Grosheide: „Hoe ver en diep het toezichtorgaan zijn be moeiingen moet uitstrekken, is een vraag die moeilijk te beantwoorden is en waarop zeker geen algemeen antwoord, geldend voor alle mogelijke verenigingen kan worden gegeven. Het enige, dat in het algemeen hieromtrent kan worden gezegd, is, dat bij de interpretatie van het begrip „toezicht" de grenzen van het redelijke en gebruikelijke in acht genomen moeten worden". Even verder maken deze schrijvers een voor ons interessante opmerking: „Het toezichtorgaan moet zich ervoor hoeden, dat het gaat meebesturen; toezicht en bestuur moeten gescheiden blijven. Daarom is het over het algemeen minder juist, wanneer bestuur en toezichtorgaan gewoon zijn samen te vergaderen. Dit kan er op uitlopen dat zij praktisch één college gaan vormen en dat het afzonderlijke orgaan, voor toezicht bestemd, feite lijk verdwijnt. Als bestuur en toezichtorgaan samen vergaderen, houde men altijd hun gescheidenheid in het oog. Zij moeten dus afzonderlijk besluiten nemen en notulen houden". Dit stramien treffen we in alle boeken over coöperaties en hun statuten aan. Om heel dicht bij huis te blijven, citeren we nog even uit de Alge mene Voorlichting die in 1955 verschenen is van de hand van wijlen mr. H. H. Schröder, toenmalig plaatsvervangend hoofdinspecteur van de Centrale Bank. Deze schrijft dat de raad van toezicht het toezicht uitoefent niet alleen op het beheer van het bestuur, maar ook op het beheer van de kassier. Ook hij acht het begrip „toezicht" moeilijk te om schrijven, maar „men houde altijd in het oog, dat er een scherp onderscheid bestaat tussen „be heer" en „toezicht". De raad van toezicht moet zich, aldus mr. Schröder onthouden van alles, wat „beheer" is. Ook prof. Minderhoud schrijft in zijn boek „Landbouw coöperatie in Nederland", na ge sproken te hebben over de taak van de commis sarissen, (dus de raad van toezicht): „Het bestuur blijft echter de eigenlijke leider van de coöpera tie." ONVERWOESTBAAR? „Bij sommige banken bestaat de gewoonte, dat bestuur en raad van toezicht samen vergaderen. Deze gewoonte is niet alleen principieel, doch ook praktisch onjuist te achten. Bestuur en raad van toezicht zijn twee afzonderlijke colleges, die ieder een verschillende taak hebben." Deze regels zijn letterlijk overgenomen uit de Algemene Voorlichting van mr. Schröder, pagina 185. Daar wij hier even openhartig willen schrijven als mr. Schröder, nemen wij ook de laatste regel van die bladzijde door: „Al is de gewoonte prin cipieel en ook praktisch onjuist te achten, zij is bij sommige banken een vrijwel onverwoestbare tra ditie geworden". De verzuchting van mr. Schröder maken wij gaarne tot de onze. Tradities zijn wonderlijke din gen, zij leiden vaak een eigen leven, meestal nog een lang leven ook, zelfs als degenen, die de tra ditie in stand houden, heus wel weten, dat de traditie „eigenlijk" fout is. En fout is deze traditie zeker, in theorie en prak tijk. Wij willen hier nog eens een argument naar voren halen dat prof. Minderhoud al in 1940 in zijn boek gebruikt en dat in deze moderne tijd nog veel meer zal aanspreken. Prof. Minderhoud wijst er op, dat een bestuur snel moet kunnen beslissen en homogeen moet zijn ten aanzien van het be leid. Daarom is een bestuur van beperkte omvang noodzakelijk. Dat bestuur moet dikwijls vergade ren. Daarnaast moet er de raad van toezicht zijn, 66

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 16