DE RAAD VAN TOEZICHT zijn taak en plaats Bij de bespreking van de concept-niemve-statuten voor de banken is in de Centrale Ringvergadering van 15 januari jl. door enkele sprekers ook het woord gevoerd over de artikelen, welke aan de raad van toedicht Zjjn gewijd. Daarbij is nog wel een enkel misverstand gebleken, en dr. Verhage, de voorzitter, meende daarom, dat in de Raiffeisenbode de z,aak maar eens uit doeken moest ivorden gedaan. Wij zu^en dat graag proberen te doen. Onze banken, en als wij ons niet vergissen na genoeg alle andere coöperatieve verenigingen in ons land, zijn sinds jaar en dag met het woord raad van toezicht vertrouwd. Een mooie, ronde Hollandse term, welke tegelijk met de naam het wezen al aanduidt. Het feit dat alom in de praktijk de term raad van toezicht wordt gebruikt, dat deze term ook in de statuten van de coöperaties pleegt te staan, is er weer eens een mooi bewijsje voor, dat de praktijk sterker is dan de leer. De wet op de Coöperatieve Verenigingen van 1925 spreekt nl. niet van raad van toezicht maar van commissarissen. De coöpe raties, welke meestal reeds ver voor deze wet zijn opgericht, hebben kennelijk aan de allang ge bruikte term ,,raad van toezicht" de voorkeur ge geven boven de uit de n.v.-sfeer bekende term „commissarissen". We zijn daar niet rouwig om, als we maar bedenken, dat de wet met commis sarissen hetzelfde bedoelt als wij met raad van toezicht. De wet laat ons verder omtrent taak en functie van de commissarissen, dus van de raad van toe zicht, eigenlijk wat in de steek. Nergens wordt over die taak iets uitdrukkelijks gezegd. Van het bestuur van de coöperatieve vereni- ningen worden in de wet nog wel enige verplich tingen en bevoegdheden genoemd, maar ten aan zien van beide colleges het bestuur en de raad van toezicht, komen we niet veel verder met de wet dan de conclusie dat het bestuur belast is met het besturen van de vereniging en dat de raad van toezicht daarop toezicht moet houden. Een conclu sie overigens, welke voor de praktijk voldoende is en het onderscheid tussen bestuur en raad van toezicht goed uit laat komen. NIETS WEZENLIJKS VERANDERD IN DE NIEUWE STATUTEN Legt men de bestaande tekst van de statuten van de banken naast de thans in behandeling zijn de voorgestelde tekst, dan blijkt, dat er in de taak en de plaats van de raad van toezicht geen enkele verandering is gekomen. De formulering en de indeling in de artikelen is wat gewijzigd, maar overigens is alles precies bij het oude gebleven. Om dit duidelijk te maken, kijken we eerst even naar de omschrijving van de bestuursbevoegd heden. Dat bestuur heeft, volgens artikel 24 van de voorgestelde statuten, ten aanzien van bestuur, beheer en vertegenwoordiging alle bevoegdheden, voor zover de wet en de statuten niet anders be palen. Hetzelfde staat thans in iets andere woor den in artikel 25 lid 1 en artikel 26 lid 1. Geheel bij deze formulering sluit aan de bepa ling van artikel 34, volgens welke de raad van toe zicht toezicht uitoefent op het bestuur en het be heer van de bank. Het huidige artikel 33 spreekt alleen over het toezicht op het beheer van de bank, maar het nieuwe artikel 34 neemt terecht de thans gebruikelijke terminologie „bestuur en be heer" over. Twijfel of iets tot „bestuur" dan wel 65

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 15