landbouwcommentaar bouwbevolking aan het algemeen welzijn deel neemt, vergt van de zijde van de landbouwers een zeer grote inspanning en een groot aanpassings vermogen." Wij wezen er vorige keer al op, dat de drama tische manier waarop dr. Mansholt zijn plan pre senteerde minder prettige neven-effecten heeft ge had op de publieke opinie. Dit geldt vooral voor ons land, waar de land- en tuinbouw nu eenmaal boven het EEG-gemiddelde uitsteken. Laten we die neven-effecten maar op de koop toe nemen: het heeft de woordvoerders van onze georganiseerde landbouw de gelegenheid geboden nog eens op de sterke kanten van onze agrarische bedrijfstak te wijzen. Want laten we in het rumoer rond het plan- Mansholt niet vergeten, dat de totale Nederlandse agri-business in 1968 een formidabele prestatie (om de aan plattelander Kees Verkerk gerichte woorden van minister Klompé te gebruiken) le verde. Ruim acht miljard gulden agrarische export, bijna een kwart van de totale export. Niet zo gek voor een relatief inkrimpende bedrijfstak. Bijzonder verheugend is ook, dat op enkele gebieden van de veredelingslandbouw de concurrentiekracht van onze boeren en tuinders duidelijker blijkt nu de EEG een echte vrije markt begint te worden. Zelfs de pluimveehouderij die door een diep dal heen moest, krabbelde vorig jaar weer overeind; de eierenexport nam weer belangrijke afmetingen aan. De varkenshouderij is echter wel het voorbeeld bij uitstek van expansie in een vrije, grote en koop krachtige markt. De Nederlandse fokkers en mes ters, tezamen met de veevoerindustrie, handel en vleesverwerkende industrie, hebben de kansen van de EEG vakkundig gegrepen. Wie had het en kele jaren geleden voor mogelijk gehouden om (zoals in 1968) zo'n 7,5 miljoen varkens te produ ceren èn tegen behoorlijke prijzen af te zetten? Hieruit blijkt toch wel duidelijk dat een kwaliteits- produkt altijd een voorsprong heeft. In de andere EEG-landen nam de varkensproduktie af. Ook op andere terreinen zien we hoe de Nederlandse land- en zeker ook de tuinbouw (sla was heel goed in 1968) zich weert. Niet alléén in de EEG: onze condensexport naar „derde landen" steeg met 10.000 ton tot 265.000 ton. Wij menen goed te doen deze spectaculaire cij fers te noemen tegen de achtergrond van het plan-Mansholt. De landbouw is bepaald geen ver loren zaak, en is zelfs voor onze nationale econo mie van vitaal belang. De ligging van ons land in het dichtstbevolkte deel van de wereld, de aan- en afvoerlijnen, het klimaat, de vlakke bodem en het traditionele vakmanschap zijn blijvende factoren. Inkrimping van onze agrarische produktie valt nauwelijks te voorzien: tegenover het toenemende grondverlies voor industrie, stedebouw, recreatie enz. (alleen al in de Delta zou daarvoor tot 1990 nog 19.000 ha nodig zijn) staat een stijgende pro duktie per hectare. Een andere zaak is, dat het procentuele aandeel van de land- en tuinbouw steeds kleiner wordt om dat de andere sectoren sneller groeien. En het staat wel vast, dat die nog altijd stijgende agra rische produktie zal worden geleverd door minder mensen en minder bedrijven. Dit is ook de rich ting die Mansholt uit wil. De vraag is: hoe? Hoe wordt de schaalvergroting gerealiseerd? Met of zonder subsidies, alleen door de afvloeiing te sti muleren en zodoende ruimte te scheppen voor de blijvers? Of door het meer gedetailleerde ingrijpen dat Mansholt voor ogen staat, maar dat volgens de woorden die de aftredende voorzitter van de Duitse Boerenbond, Rehwinkel, in Veendam sprak, onuitvoerbaar want onbetaalbaar is? In elk geval zal er veel van het ondernemerschap van onze boeren en tuinders worden gevraagd en zullen zij grote financieringsproblemen ontmoeten. Naar de mening van de voorzitter van het Land bouwschap, ir. C. S. Knottnerus, beantwoordt het Nederlandse fiscale regiem onvoldoende aan de hieruit voortvloeiende eisen. In zijn nieuwjaarsrede noemde hij daarom een aantal fiscale wensen, die volgens het Landbouwschap de onmiddellijke aan dacht van de regering verdienen: herinvoering van de onbelaste reserve in een verbeterde vorm mogelijkheid van afschrijving op investeringen ten behoeve van grondverbetering verhoging van de waardering van de arbeid van de gehuwde vrouw op het land- en tuin bouwbedrijf en dienovereenkomstige verhoging van de aftrekpost van het zuiver inkomen uitbreiding van toepassing van verlaagd regis tratierecht, welke nu geldt voor het ruilen van gronden, tot de aankoop van landbouwgronden verhoging van het bedrag waarvoor vrijstelling van successie- en schenkingsrecht geldt. 60

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 10