termijnspaargelden. Ook in ons verslagjaar zagen wij het percentage van de termijnspaargelden weer toe nemen; in de jaren 64 tot en met 68 bedroeg het respectievelijk 16,0, 17,6, 22,0, 27,7 en 31,6%. Voor een nadere analyse van de spaaresultaten van onze organisatie ontbreekt hier de ruimte. Wij wijzen er op, dat evenals in 1966 en 1967, het aandeel van de plattelandsbanken in het totale spaar overschot is verminderd (tot 45,1 zulks ten gunste van het aandeel van de semi-stedelijke (26,3%) en stedelijke banken (28,6 Het evenwicht tussen middelen en uitzettingen hebben wij op bevredigende wijze in onze organisatie kunnen bewaren. De thans door de Nederlandsche Bank getroffen kredietbeperkende maatregelen zullen in 1969 het belang van dit evenwicht nog eens onderstrepen (men leze ook hetgeen in dit verband onder de rubriek ,,Wat ons bezig houdt" is geschreven). Wat de uitkomsten over 1968 betreft mag op een lichte stijging van de rentewinst worden gerekend. De netto-kosten zullen echter relatief meer gestegen zijn, vooral ten gevolge van de toename van de personeels-, administratie- en huisvestingskosten, hetgeen weer in verband staat met de toeneming en uitbreiding der werkzaamheden. Verwacht wordt daarom dat de bedrijfswinst uitgedrukt in procenten van het balanstotaal lager zal zijn dan in 1967. ONTWIKKELING DUURT VOORT Dat onze banken niet stilstaan, maar bewust een krachtige ontwikkeling laten zien, hebben we ook in 1968 aan talloze grote en kleine dingen kunnen merken. De cijfers spreken hier een duidelijke taal, maar het is even belangrijk, dat we dit ook aan allerlei andere dingen kunnen merken. In dit opzicht verdient speciale vermelding alles wat onder het hoofd „opleiding" gebracht kan worden. We nemen dat woord ruim en noemen dus niet alleen de vierde Raiffeisencursus, welke in september is begonnen, maar vooral ook de studiedagen voor medewerkers van aangesloten banken, de discussie groepen directeuren en de bestuurdersconferenties. Al die bezinning door zo verschillende groepen is nodig, juist omdat er leven in de brouwerij zit. Een leven, dat tot uiting komt in nieuwe kredietregelingen, waarvan we nu alleen maar noemen de dit jaar voor het eerst op grote schaal toegepaste persoonlijke leningen, in nieuwe spaarvormen, zoals het verzekerd opvraagbaar sparen of op termijn en verder in allerlei andere activiteiten, waarbij we o.a. denken aan het zeer grote aantal door onze banken afgegeven betaalcheques en, niet te vergeten, aan de steeds vastere plaats, welke de assurantiebemiddeling bij onze banken krijgt. We beseffen het vaak veel te weinig, maar ons bedrijf toont uiterlijk een heel ander gezicht dan, zeg, tien jaar geleden. Een steeds groeiend aantal banken weet wat de modernste computers voor de admini stratie betekenen, past de mechanisatie toe, werkt met taakanalyses en organisatieschema's. Plannen voor de bewerking van het werkgebied worden opgesteld en uitgewerkt, nieuwe vestigingen, nieuwe bankgebouwen. Wij gaan daarmee en met tal van andere dingen rustig door en zullen er ook in 1969 niet mee klaar komen. Voor een vitale organisatie zal er altijd werk aan de winkel zijn! Met deze ontwikkeling voor ogen komen we onder de indruk van de verrassende elasticiteit, die aan de aloude structuur van onze, naar Raiffeisens voorbeeld werkende banken door de jaren heen eigen blijkt te zijn. S

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 7