rapport met goede cijfers ging serieus genomen wordt en dat daarover binnen de organisatie breed overleg mogelijk is. Wij zullen daarmee in 1969 verder gaan, waarbij wij voorop mogen blijven stellen, dat het niet gaat om de stok paardjes van deze of gene, maar om het treffen van die regelingen, die ons gezamenlijk doel in deze tijd het beste bevorderen. Dit laatste is, wij zijn daarvan overtuigd, trouwens het richtsnoer geweest bij tal van andere activi teiten, die door Centrale Bank en aangesloten banken in 1968 zijn ondernomen. Hun aantal is te groot om hier op te noemen; zij zullen zich ook in 1969 voordoen! HOGERE CIJFERS Zowel op het gebied van de toevertrouwde middelen (spaargelden en tegoeden op privérekeningen of in rekening-courant) als op het gebied van de uitzettingen heeft 1968 ons niet teleurgesteld. De in vorige jaren bereikte records werden zelfs ruim gebroken De toevertrouwde middelen namen toe, exclusief de rente van de spaargelden, met 712,5 miljoen (vorig jaar 612,0 miljoen). Hiervan betrof 499,2 miljoen de toename van spaargelden (vorig jaar f 503,7 miljoen), 111,0 miljoen het tegoed op privérekeningen en 102,3 miljoen de overige tegoeden in reke ning-courant. Opmerkelijk is de stijging van het tegoed op privérekeningen. Het blijkt wel, dat deze nieuwe vorm van bankservice in korte tijd een flinke plaats heeft veroverd. In 1967, toen de privéreke ningen nog niet afzonderlijk in de statistiek voorkwamen, beliep de aanwas van het tegoed in rekening courant f 108,3 miljoen, welk bedrag dus thans vergeleken moet worden met de som van de hiervoor- genoemde 111,0 miljoen en f 102,3 miljoen. Het aantal privérekeningen kan op circa 225.000 worden gesteld; meer dan het dubbele van het aantal in 1967. Ook de mutaties in de uitzettingen waren hoger dan vroeger, waaruit blijkt, dat de kredietverlenende functie even krachtig is als de spaarfunctie van onze banken. De voorschotten aan natuurlijke personen namen toe met f 482,0 miljoen (vorig jaar 332,3 miljoen), de leningen aan rechtspersonen met 48,1 miljoen (vorig jaar 32,7 miljoen), de debiteurensaldi in rekening-courant met f 46,3 miljoen (vorig jaar 69,4 miljoen) en de overige uitzettingen met 33,0 miljoen (vorig jaar f 14,6 miljoen). In totaal bedroegen de mutaties in de uitzettingen 609,4 miljoen tegen f 449,0 miljoen in 1967. Van de aanwas der toevertrouwde gelden ad f 712,5 miljoen kan derhalve 85,5% geacht worden be stemd te zijn geweest voor het vergroten van de uitzettingen. In 1967 bedroeg dit 73,4%. Ultimo 1968 was een bedrag van 6.577,8 miljoen (exclusief rente) in de vorm van spaargelden bij onze banken ingelegd. Hiervan behoorde 68,4% tot de direct opvraagbare spaargelden en 31,6% tot de Voor zover de gegevens over 1968 bij het schrijven van dit artikel van dit artikel nog niet geheel beschikbaar waren, zijn de cijfers over december 1968 geschat. 4

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 6