...VOND EEN KORTE PLECHTIGHEID PLAATS In 1968 werd het aantal vestigingen van de Raif- feisenorganisatie opnieuw uitgebreid. Ook dit jaar zal dat aantal verder toenemen. Reeds nu is van verschillende banken bekend, dat zij in 1969 in een nieuwe wijk of in een tot dusver niet intensief bewerkt gebied een bijkantoor zullen stichten. Ook zullen nieuwe hoofdkantoren in ge bruik worden genomen. Kortom, er staan ons weer vele openingen te wachten, waaraan zoals gebrui kelijk, een officieel tintje zal worden verleend. In regionale en plaatselijke bladen zullen wij weer verslagen van deze evenementen kunnen lezen en wij zullen evenals het voorgaande jaar in die ver slagen ook wel weer kunnen lezen, dat voor de ingang van het nieuwe bankgebouw „een korte plechtigheid plaatsvond". Een korte plechtigheid, die hieruit bestaat, dat een in zijn zondagse pak of folkloristisch kostuum gestoken, bedeesd knaapje op een fluwelen kus sen aan een grote meneer de sleutel van de nieuwe bank aanbiedt. Een grote meneer, die vriendelijk glimlacht, het joch over z'n bol aait en daarna in mannentaal enkele kloeken woorden zegt en dan de sleutel in het gat steekt, als ten minste eerst nog niet enkele andere handelingen van hem worden verlangd. Als het bij zo'n korte plechtigheid zou blijven, zouden wij geen bezwaren hebben (zouden onze bezwaren althans anders gericht zijn). Maar wij weten maar al te goed dat er aan de korte plech tigheid voor de ingang in vele gevallen een lange, soms veel te lange, plechtigheid is voorafgegaan of er op volgt. En dat vinden wij wel bezwaarlijk. Wij kunnen ons goed voorstellen, dat de opening van een nieuw kantoor voor iedere bank een be langrijke gebeurtenis is waar men trots op is en waarvoor men ruim de tijd neemt. Een opening is tenslotte geen alledaagse gebeurtenis! Maar toch menen wij te mogen stellen, dat, als men er zelf alle tijd voor neemt (en terecht), men toch dient te bedenken, dat de gasten die zijn uitgenodigd, er over het algemeen niet zoveel tijd aan kunnen be steden. Voor hen is het bijwonen van de officiële opening meestal geen dagje uit, maar veeleer er even uitbreken. Hetgeen betekent, dat zij bereid zijn hun normale werkzaamheden een poosje te onderbreken om hun belangstelling te kunnen tonen. Daar moeten wij bij het organiseren wel rekening mee houden. Doen wij dat niet, dan brengen wij sommige van onze gasten in verlegen heid. Zij moeten nodig weg maar krijgen niet de gelegenheid afscheid te nemen omdat het pro gramma nog in volle gang is. Zoiets kan bijzonder vervelend zijn en een averechts effect teweeg bren gen. Wij willen graag dat onze gasten een goede indruk krijgen, maar als zij op hete kolen zitten en met goed fatsoen niet weg kunnen, dan zullen zij een heel andere herinering aan ons feest bewaren. En dat kan de bedoeling niet zijn. Daarom willen wij erop aandringen bij officiële gebeurtenissen onszelf beperkingen op te leggen en het evenement vooral niet te lang te laten duren. Een goede remedie tegen het uitlopen van dit soort gebeurtenissen is het nauwkeurig plannen van het programma en aan een eenmaal vastge steld programma stipt de hand te houden. Als de zaak goed wordt voorbereid behoeft een officiële opening beslist niet langer te duren dan één, hooguit anderhalf uur. Degenen die weg moeten, kunnen dan weer op tijd vertrekken en de gasten die over wat meer tijd beschikken kunnen daarna nog rustig enige tijd informeel bijeen blijven. Een voorwaarde voor het vlot afwerken van het programma is dat op tijd wordt begonnen, ook hier geldt, een goed begin is het halve werk. Het aantal sprekers, dat tijdens de bijeenkomst het woord voert, dient uiteraard ook van tevoren kritisch te worden bezien. Ook verdient het aan beveling de spreektijd te limiteren. Ons is een ge val bekend waarbij slechts werd gesproken door de voorzitter van de bank, degene die de officiële openingshandeling verrichtte, de vertegenwoordiger van de Centrale Bank en door de vertegenwoor diger van de ring. De bijzonder goed verzorgde en stijlvolle bijeenkomst duurde slechts 70 minuten. Het was inderdaad een korte plechtigheid, maar die niettemin, of misschien wel juist daardoor, een goede indruk heeft gemaakt op de gasten. Er werd een staaltje organisatietalent en gevoel voor stijl getoond, dat de reputatie van de bank stellig ten goede zal komen. Een voorbeeld ter navolging Heus, het kan toch wel goed zijn, en er bestaat geen enkel bezwaar tegen na afloop nog enige tijd met enkele gasten gezellig wat na te praten, maar wij behoren toch ook rekening te houden met gasten die over minder tijd beschikken. Misschien vormen zij een minderheid, maar het getuigt van goed gastheerschap als ook met een minderheid rekening wordt gehouden. 27

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 29