Amsterdam en de polders om het IJ, enkele eeuwen
geleden.
waterschappen vernieuwen
Schieland, Amstelland, de Uitwaterende Sluizen
van Kennemerland en West-Friesland te Edam,
enz.
VAN HOEFSLAG TOT OMSLAG
In de grafelijke tijd vond het onderhoud van de
dijken in het algemeen plaats door het opleggen
van een z.g. hoefslag. Een hoefslag moet aldus
worden verstaan: een slag was een gedeelte van
een dijk, dat aan een hoeve tot onderhoud was
aangewezen. De dijk werd nu verhoefslaagd of in
hoefslagen over de onderhoudsplichtigen verdeeld.
In het gebied van Noordhollands Noorderkwartier
(te Alkmaar) werd deze handeling ook wel ver-
stoelen genaamd. De z.g. hoefslag nu hield in dat
aan alle ingelanden een evenredig deel van de ge
meenschappelijke waterkering voor het onderhoud
werd toebedeeld.
De evenredigheid berustte in hoofdzaak op de
eigendom. Eén en ander met dien verstande, dat
bovendien ook wel werd gelet op de kwaliteit en
op de ligging van het toebedeelde dijkvak. Zwaar
door het water aangevallen dijkgedeelten of in
minder goede staat verkerende delen werden in
kortere lengten in onderhoud gegeven dan de
evenredigheid met zich zou brengen. Ondanks
strafmaatregelen bleef het onderhoud op deze
wijze toch maar gebrekkig. In tijden van oorlog,
wanneer het toezicht ontbrak of wanneer de inge
landen werden uitgeplunderd, werd de zaak geheel
verwaarloosd. Zo is op den duur het stelsel van de
hoefslag vervangen door het onderhoud in één
hand, het z.g. „gemeen maken van de dijken."
Daarbij werd het onderhoud gelegd in handen
van de waterschappen, die via een omslag (pol-
derlasten) over de ingelanden de fondsen voor het
onderhoud bijeenbrachten en nog bijeenbrengen.
De eerste dijk, die aldus gemeen werd gemaakt,
was de „Hondsbosse zeewering". Dit was in 1477.
Aldus zien wij het waterschap als doelcorporatie
zijn publiekrechtelijke functie verkrijgen.
DIJKGRAVEN EN WATERGRAVEN
De titel „dijkgraaf" of in die gebieden, waar geen
dijken zijn „watergraaf", wordt thans nog door de
voorzitters van vele waterschapsbesturen gedra
gen. De naam wijst reeds op de oorsprong van de
waterschappen uit de grafelijke tijd. Een „graaf"
was immers een bestuursambtenaar in de tijd van
Karei de Grote. Zo kende men ook de burggraaf
en de markgraaf. De titel van dijkgraaf nu of van
watergraaf kwam in ons land van ouds toe aan de
ambtenaar, die het grafelijk gezag in het water
schap vertegenwoordigde.
Zijn positie moest als vergelijkbaar worden ge
zien met die van de ambtenaar van het Openbaar
Ministerie. Als zodanig trad de dijkgraaf of de
16