de EEG, al zullen de Duitsers wellicht aansturen op uitstel tot na de verkiezingen voor de Bonds dag. Waarbij wij hopen, dat die amendementen vooral het prijsbeleid zullen betreffen. La gere inkomens betekenen voor de zwakkere be drijven nog meer narigheid en vormen een in onze welvaartsstaat onaanvaardbaar middel om de koude sanering te versnellen. Voor de sterkere bedrijven betekenen ze een afnemend vermogen tot interne financiering en een geringere kredietwaardigheid. Uitgaande van de cijfers van dr. Mansholt over de afvloeiing is het van belang te weten, hoe ze eruit zien wanneer we ze omrekenen op Neder landse schaal. Dat valt dan erg mee. Volgens dr. Mansholt zouden er in de periode tot 1980 elk jaar 8000 arbeidskrachten moeten afvloeien en 6500 bedrijven moeten worden beëindigd. Uit deze cij fers blijkt duidelijk dat Mansholt op Europese schaal denkt, want de werkelijke ontwikkeling in ons land in de jaren 1965-'67 verliep al sneller: 9000 mensen en 8500 bedrijven per jaar! In feite gaat minister Lardinois dan ook al verder in zijn prognose, die hij de laatste tijd in enkele redevoe ringen heeft gegeven. Onze bewindsman heeft na melijk gezegd dat de produktie per man in 1980 verdubbeld zal moeten zijn, zonder dat er over schotten ontstaan. Als we er van uitgaan dat dit betekent: een gelijkblijvende totale produktieom- vang, dan ligt het voor de hand dat volgens minis ter Lardinois het aantal agrarische arbeidskrachten in 1980 moet zijn gehalveerd. Dit betekent dat er per jaar ongeveer 11.000 bedrijven zouden moeten worden beëindigd, met alle daaraan verbonden financieringsproblemen voor de blijvers. In de discussies over het plan-Mansholt zal vaak worden gezegd, dat eerst maar eens bewezen moet worden dat ook in de landbouw grote bedrijven voordeliger kunnen produceren. We moeten ons echter niet vergissen in het tempo van de tech nische vooruitgang, welke bepalend is voor de gang van zaken in de industrie (ook het loonpeil) en die de landbouwbedrijven als het ware steeds kleiner maakt. Bovendien is het onvermijdelijk, en trouwens ook heel begrijpelijk, dat door de toe nemende welvaart ook de agrarische gezinnen naar een andere manier van leven gaan verlangen. Wij menen dan ook, dat de schaalvergroting in de Ne derlandse landbouw én onvermijdelijk én gewenst is. De discussie zal het vruchtbaarst zijn, als we ons vooral richten op de vragen rond de bedrijfs vormen van de toekomst: de juridische vorm, de financiering, de vormen van samenwerking bij de produktie en bij de afzet. Het is ook vooral op deze punten, dat het bedrijfsleven zelf initiatieven kan nemen en eigen ideeën tot uitvoering kan brengen. Dr. Mansholt heeft trouwens steeds de nadruk gelegd op de in zijn eigen woorden algehele vrijwilligheid tot deelname en volledige zelfbeschik king van de betrokkenen. Hij heeft tevens gezegd, dat de boeren door hun organisaties een grotere verantwoordelijkheid op zich zullen moeten nemen. Ontegenzeggelijk heeft de manier waarop de heer Mansholt zijn plan heeft gepresenteerd voor de Nederlandse landbouw een minder prettige pu bliciteit over de toestand waarin onze landbouw zich nu bevindt uitgelokt. Het feit, dat Mansholt van de gemiddelde Europese situatie uitging is in de commentaren in de dagbladpers niet of nauwe lijks tot uitdrukking gekomen. Daardoor heeft het grote publiek wellicht de indruk gekregen, dat ook in ons land de boeren en tuinders hun bedrijven op een vrij achterlijke manier uitoefenen. Dat is heel vervelend voor onze landbouw en zeker ook voor de mensen, die sinds enkele jaren systematisch werken aan een betere informatie van het publiek over agrarische zaken: de in no vember met een Europese prijs bekroonde Stich ting Public Relations Land- en Tuinbouw. Zij be gonnen immers juist de laatste tijd steeds meer begrip te ontmoeten voor hun „boodschap", die inhield dat de Nederlandse boeren en tuinders op technisch gebied hun mannetje staan, dat zij de nieuwste methodes met de hulp van een hoog ont wikkelde voorlichting, steunend op de resultaten van dito onderwijs en onderzoek, zeer snel toepas sen. Een ander gevolg was, dat de grote betekenis van land- en tuinbouw voor onze nationale economie minder goed werd gezien. Maar aan de andere kant betekent het plan-Mansholt een stimulans voor vele jonge boeren, omdat het voor hen een nieuw pers pectief opent. Het dwingt tevens de nationale re geringen en de publieke opinie zich op een nieuwe manier met de landbouwvraagstukken te gaan bezighouden. Het kan bij een goede uitwerking voor de Europese landbouw een grote sprong voorwaarts veroorzaken. Dat zou voor de Nederlandse landbouw een verkleining van zijn voorsprong inhouden, tenzij onze boeren en tuinders kans zien ook in de nieuwe situatie de kop te nemen. 13

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 15