landbouwcommentaar een veel diplomatiekere maar niet minder duidelijke manier uit. De superioriteit van bedrijven a la Mansholt ten opzichte van gezinsbedrijven is nog nooit aangetoond, aldus de Boerenbond, die krach tig protesteerde tegen de prijsvoorstellen van dr. Mansholt. Het officiële Nederlandse landbouw- standpunt, vertolkt door het Landbouwschap, was duidelijk positiever: in een verklaring, afgelegd op 18 december, zei voorzitter ir. C. S. Knottnerus, dat ook in ons land een belangrijke bedrijfsvergro- ting noodzakelijk is en nog veel arbeidskrachten de landbouw zullen moeten verlaten. Daarvoor is volgens het Landbouwschap een doeltreffend sa- neringsbeleid nodig, alsmede een regionaal beleid dat werkgelegenheid schept juist daar waar de afvloeiing uit de landbouw het meest urgent is. Het Landbouwschap vestigt er de aandacht op, dat in ons land de sanering reeds in volle gang is, met instemming en medewerking van het bedrijfs leven. De voorwaarden om tot een versnelde af vloeiing te komen liggen echter grotendeels buiten de landbouw: werkgelegenheid, omscholing, so ciaal beleid. In zijn veroordeling van de prijsvoor stellen schaarde het Landbouwschap zich echter aan de zijde van de andere Europese landbouw organisaties. Structuurbeleid kan immers pas op langere termijn invloed hebben op de agrarische inkomens, terwijl de algemene kostenstijging de inkomens voortdurend onder druk zet. Vandaar de conclusie van het Landbouwschap: „Wij zijn be reid mee te werken aan een versterkt mits doel matig structuurbeleid. Wij eisen echter tijdens de duur van dit moeilijke proces een beleid, dat de boeren en tuinders niet op een zijspoor van onze welvaartsstaat zet." Alleen het comité, waarin de organisatie van de jonge boeren in de EEG-landen samenwerkt, stelde zich achter dr. Mansholt. Dit „Comité d'Entente" waarin de invloed van de Franse jonge boeren nogal groot schijnt te zijn noemde ook de prijsvoorstellen aanvaardbaar. Het pleit voor een landbouwbeleid, dat vooral via vorming en scholing van de agrarische jeugd de basis legt voor versterking van de bedrijven van binnen uit. Daarvoor zouden nodig zijn nieuwe financierings instituten (grondbank!), producentenorganisaties op EEG-schaal en een sociaal fonds. De jonge boeren leggen dus sterk de nadruk op het structuurbeleid en op de zelfwerkzaamheid van de landbouw. Op zichzelf voelen wij veel voor die benadering. De vraag is echter of langs deze weg zó snel resul taat is te bereiken, dat het prijsbeleid naar de achtergrond kan verdwijnen. Een vraag, die door de boerenorganisaties unaniem ontkennend wordt beantwoord. De heer Mansholt is volgens een interview met de Haagsche Post bepaald niet geschrokken van de kritiek. Hij zei er van: „Kritiek is er in het begin altijd. Daar ben ik aan gewend, ledereen schreeuwt moord en brand. Dat herhaalt zich nog wel een keer. De derde golf is pas belangrijk. Meestal worden de plannen dan door iedereen ge accepteerd." Daarbij gaat dr. Mansholt er van uit dat de stelling, dat het huidige beleid steeds meer geld zou gaan kosten hij voorziet een stijging van één miljard dollar nu tot 4,5 miljard dollar in 1980 zodat op den duur niet-uitvoeren van het plan meer geld zou vragen dan de som van de uitgaven voor het nieuwe prijsbeleid plus het nieuwe structuurbeleid. Hij heeft hiermee een sterke kaart in handen. Vooral de ministers van Financiën van de Zes zouden ongetwijfeld geen genoegen hebben genomen met een steeds duur der wordend landbouwbeleid, dat gepaard ging met toenemende wrevel bij onze handelspartners bui ten de EEG tenslotte moeten de overschotten ergens heen en dat tóch niet kon voorkomen dat de positie van de boeren steeds verder achter uit ging ten opzichte van andere bevolkingsgroe pen. Wij menen dan ook, dat het plan-Mansholt met de nodige amendementen wel zal moeten worden aanvaard door de Raad van Ministers van 12

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1969 | | pagina 14