een dubbel afscheid Allereerst nemen wij met dit de cembernummer natuurlijk afscheid van het jaar 1968. Een vreemde zaak eigenlijk, want hoe kun je van een jaar afscheid nemen? Ook wij kunnen moeilijk anders doen dan het gebruikelijke, nl. enige regels wijden aan wat 1968 ons heeft gebracht. Ons, dit is Nederland, is het in 1968 goed gegaan. De hoop op een verdere opleving van de economi sche conjunctuur is in vervulling gegaan, ook al is van die opleving helaas in diverse sectoren van de landbouw weinig te merken ge weest. Ondanks de crises rond het pond, de dollar, het goud en de vergeefs verwachte devaluatie respectievelijk revaluatie van de Franse franc en de Duitse mark, is onze economie het jaar goed door gekomen. Economie zou echter geen economie zijn als er thans geen nieuwe, andere problemen boven de horizon zijn gekomen, nl. hoe voorkomen we, dat de eco nomie weer uit het spoor loopt. In wezen een oude vraag, die we nu maar voor volgend jaar bewaren. Ons, dat is de Raiffeisenorganisa- tie, is het in 1968 ook goed gegaan. Natuurlijk kunnen nog geen defi nitieve cijfers worden gegeven, maar wij hebben toch gegronde reden aan te nemen, dat die cijfers straks niet zullen teleurstellen. De uitkomsten van onze banken zul len mogelijk relatief iets achterblij ven bij het goede jaar 1967 - men weet het: de kosten blijven stijgen - maar zullen wel niet teleurstel lend zijn. De toeneming van de bij onze banken geplaatste gelden van derden (spaar- en creditsaldi) be woog zich in het afgelopen jaar op een hoog niveau, terwijl de voor schot- en kredietverlening kenne lijk een stimulans ontving van de zich doorzettende opleving in de conjunctuur. Daarbij hebben wij er - en dat is zeer belangrijk - tot nu toe met succes naar gestreefd het evenwicht tussen middelen en uitzettingen te bewaren. En mochten er minder goede din gen in 1968 zijn voorgevallen - en die waren er natuurlijk ook dingen die thans minder prettige gevoelens oproepen, dan vragen wij dit thans te mogen laten rusten. Laat ook 1969 zijn eigen zorgen hebben, over de wijziging van de wet op de Vennootschapsbelasting bij voorbeeld Met dit nummer is de vijftigste jaargang van De Raiffeisen-Bode vol. Dat is het tweede afscheid. Aan het eerste nummer van dit jaar heeft de directie van de Cen trale Bank een woord ten geleide meegegeven, dat eindigde met de wens „moge daarom ons blad ook steeds uw blad zijn". Die wens zal nog wel niet in zijn volle omgang vervuld zijn, maar wij geloven toch dat zij in 1968 gebleken is niet on vervulbaar te zijn. Want de redactie heeft tot haar vreugde en voldoe ning gemerkt, dat de belangstel ling voor ons blad binnen en bui ten de organisatie beslist aan het groeien is! De redactie is dan ook eens te meer vast besloten de met de vijftigste jaargang ingeslagen weg ook in de volgende jaargangen voort te zet ten en zo mogelijk te verbreden. Zij meent, dat daaraan in 1969 ook uiting moet worden gegeven door een uiterlijke verandering van ons blad. Wij nemen daarom thans afscheid van de vijftigste jaargang, welke met zijn wat grauwe omslag mis schien wel oud en vertrouwd was, maar uiterlijk toch net iets te wei nig in het oog viel om tot lezen te noden. Met het januarinummer van 1969 zal men zien, dat wij het voor de éénenvijftigste jaargang wat anders zullen proberen te doen. Wij hopen dat de vervanging van het grauwe door wat meer kleur en fleur een aangename verrassing zal zijn! Al onze lezers wensen wij een Gelukkig Nieuwjaar. De redactie 575

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1968 | | pagina 5