bejaardentehuis gewenst is, zal dit vaak zonder Bij standswet niet kunnen plaatsvinden, gezien de hoge pensionprijzen. We hebben hier speciaal de verzekerden van de kleinere banken op het oog. Nemen we bijvoorbeeld een regeling van een ons bekend geval. Aangenomen dat deze persoon dit jaar met pensioen zal gaan, zou het gemiddelde salaris over 1966-1968 14.800,zijn, terwijl het tegenwoordige salaris 15.660,bedraagt. Berekening A voor pensioen met 31 dienstjaren. 31 x 1 x 11.000 ,00 x f 34,°'- 31 x 13/4 X 3.800 ^100 x 1 A.O.W.-uitkering afgerond is totaal 10.271, Berekening B, zonder grensverhoging. 31 x 1 x 9.000 100 31 x 13/4 x 5.800 100 2.061,— 5.471 4.800 x 1 x 1 A.O.W.-uitkering afgerond is totaal 10.736, Onder B hoger pensioen ad. 465, In 1968 is het salaris Vakantietoeslag 6 2.790,— 3.146,— 5.936,— 4.800,— 15.660,— 940,— 16.600,— Bij pensionering minder te betalen Premie A.O.W. afgerond 1.600, Pensioenpremie 400, Inkomstenbelasting bij daling van ƒ15.000,naar ƒ10.270,momenteel 1.300, 3.300,— Verhoging ziektekostenverzekering ge raamd op 300,3.000, 13.600,— Netto-inkomen daalt bij pensionering nu van 13.600,naar 10.271,onder A berekening of met 3.329,hetgeen ongeveer 24 bedraagt. Zou berekening B zijn gevolgd, hetgeen ons bil lijker zou lijken, dan zou het pensioen A.O.W 10.736,zijn, hetgeen op deze leeftijd niet on belangrijk is, juist wanneer opname in een bejaar dentehuis wenselijk is. Vele directeuren hebben jarenlang een matig inkomen genoten doordat men bij een kleinere bank werkzaam was en het salaris belangrijke besparingen niet toeliet. Dat men nu door de grensverschuiving in het aan vankelijke pensioen gekort wordt omdat de A.O.W.- uitkering optrekt, wil mij niet juist voorkomen, zulks temeer daar de directeuren van grotere banken ook wel hiervan de gevolgen ondervinden, maar het voor deze hogere inkomens minder belangrijk is. Hoogachtend, Pensioenbekijker naschrift van de redactie De door „pensioenbekijker" gegeven vergelijking van cijfers is in zoverre onjuist, dat hij een pen sioenberekening geeft, gebaseerd op 31 dienst jaren. In de geschetste situatie heeft de betrokkene 9 dienstjaren elders doorgebracht, waar in feite pre- mievrije pensioenrechten tegenover behoren te staan. Het ouderdomspensioen bedraagt bij 40 dienst jaren 70 van de gemiddelde grondslag over de laatste drie dienstjaren inclusief het A.O.W.-pen sioen voor ongehuwden. Wijzigt het bedrag van het A.O.W.-pensioen voor ongehuwden zich, dan zal eveneens een wijziging in het grensbedrag aangebracht moeten worden, teneinde wederom te bereiken dat het pensioen bedrag uitkomt op bovengenoemd percentage. Alle verhogingen in het A.O.W.-pensioen, aange bracht na het bereiken van de 65-jarige leeftijd van de betrokkene, komen hem volledig ten goede. 626

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1968 | | pagina 56