1969 door de landbouwers enz. zijn voortgebracht
of geteeld.
Indien de landbouwer enz. mede een ander be
drijf, wezensvreemd aan het landbouwbedrijf, uit
oefent bestaat er geen bezwaar tegen beide be
drijven als afzonderlijke ondernemingen, ieder vol
gens zijn eigen bepalingen (waaronder voor dat
andere bedrijf eventueel de kleine ondernemers
regeling geldt) te behandelen. Wel moeten die be
drijven dan in de administratie gescheiden worden
gehouden. Als wezensvreemd aan het landbouw
bedrijf kan b.v. worden beschouwd: de exploitatie
van een café, een pension, een kampeerbedrijf,
een bakkerij, een kruidenierswinkel e.d. Ook het
verhuren (verpachten) van onroerend goed kan als
wezensvreemd worden aangemerkt; de landbou
wers enz., behouden dus de bevoegdheid om voor
deze activiteiten gebruik te maken van de optie
mogelijkheid. Niet wezensvreemd aan het land
bouwbedrijf is b.v. loonwerk in de agrarische sec
tor, de exploitatie van een melkrit daaronder be
grepen. Indien een landbouwer enz. aan zijn
wezensvreemd nevenbedrijf eigen produkten levert,
mag hij als exploitant van het wezensvreemd be
drijf terzake 4/104 van het bedrag dat die produkten
bij verkoop over de veiling zouden opbrengen,
aftrekken.
Wij laten hieronder enkele passages volgen uit
de officiële toelichting op de landbouwregeling in
de nieuwe Wet Omzetbelasting 1968.
AFTREK DOOR VEILINGEN
Op grond van art. 3 (4) Wet o.b. worden goederen welke
over een veiling worden verhandeld, geacht aan en vervolgens
door de houder van de veiling te zijn geleverd. Indien land
bouwers enz. door hen als zodanig voortgebrachte of geteelde
goederen welke zijn genoemd in tabel I, letter a, over een
veiling leveren, is de veiling derhalve ter zake van de levering
aan de koper belasting verschuldigd en brengt zij op grond
van art. 27 (2) Wet o.b. 4/104 van het aan haar in rekening
gebrachte bedrag in aftrek. Bij de opzet van de landbouw
regeling is de aftrek van 4/104 van het in rekening ge
brachte bedrag berekend op basis van de feitelijke omzet
van de landbouwer enz., hetgeen voor de over een veiling
verhandelde produkten betekent, dat de hoogte van de aftrek
is uitgedrukt in een percentage van het voor die produkten
door de landbouwer enz. ontvangen bedrag. Dit bedrag is in
de regel lager dan de zgn. klokprijs van de geveilde goede
ren. Het verschil wordt niet alleen gevormd door de provisie
welke de veiling berekent, doch mede door verschillende be
dragen welke op deze klokprijs in mindering worden gebracht
ter zake van door de veiling met betrekking tot de geveilde
goederen verrichte prestaties, zoals fusthuur, koelloon, sor-
teerloon e.d. Onder het in rekening gebrachte bedrag in de
zin van art. 27 (2) Wet o.b. dient te worden verstaan het bedrag
dat de veiling aan de landbouwer enz. per saldo voor de
geveilde goederen uitbetaalt. Dit houdt tevens in, dat de vei
ling over bedoelde voor fusthuur e.d. in mindering gebrachte
bedragen aan de landbouwer enz. geen belasting in rekening
moet brengen. Hierbij wordt evenwel aangetekend, dat die
prestaties ten behoeve van te veilen goederen moeten zijn
verricht. Zou de veiling bijv. koelloon in rekening brengen,
ter zake van goederen welke zij niet ter veiling onder zich
heeft, dan is op de normale wijze over die vergoeding omzet
belasting verschuldigd.
STATIEGELD
Opgemerkt zij, dat het statiegeld dat aan de teler in rekening
wordt gebracht, voor de berekening van de aftrek van 4/104
niet op de klokprijs in mindering dient te worden gebracht,
aangezien van die kosten ook geen omzetbelasting wordt ge
heven. Dit geldt ook in gevallen waarin de verpakkingsmid
delen leeg door de veiling worden verstrekt en door de teler
vervolgens, gevuld met te veilen goederen, worden terug
bezorgd.
VEILINGKOSTEN VOOR DE AFNEMER
Bedragen welke een veiling aan de afnemer van door een
landbouwer enz. voortgebrachte of geteelde goederen in reke
ning brengt ter zake van zgn. fusthuur of zgn. uitslagkosten,
kunnen worden geacht ter zake van de levering van de ge
veilde goederen in rekening te zijn gebracht. Het statiegeld
voor normale verpakking dat de veiling aan de afnemer van
de goederen in rekening brengt, blijft op grond van art. 4 (a)
Uitv.besl. o.b. buiten de heffing van omzetbelasting, voor zo
ver aanspraak bestaat op terugbetaling bij terugzending van
de verpakking. De ter zake van de verstrekking van zgn. een
malige emballage in rekening gebrachte bedragen worden op
de normale wijze in de heffing betrokken.
INRICHTING AFREKENINGEN VAN DE VEILING
De aftrek van 4/104, bedoeld in art. 27 (2) Wet o.b., geldt
alleen, indien de leverancier onder de landbouwregeling valt.
Zulks behoeft evenwel niet altijd het geval te zijn. Het is
immers mogelijk, dat een landbouwer enz. op grond van
art. 27 (3) Wet o.b. een verzoek heeft ingediend om als onder
nemer te worden aangemerkt. Bovendien kan zich het geval
voordoen dat het totaal van de vergoedingen van leveringen
en diensten, als zijn bedoeld in art. 27 (1) c Wet o.b., de
f 10.000,overschrijdt, zodat om die reden de landbouw
regeling niet van toepassing is. In dergelijke gevallen is de
landbouwer enz. op de normale wijze aan de heffing onder
worpen, zodat hij is gehouden omzetbelasting af te dragen en
afzonderlijk aan de afnemer-ondernemer in rekening te
brengen. Ingeval de goederen over een veiling worden ge
leverd, wordt de afrekening (factuur) evenwel doorgaans niet
de landbouwer enz. doch door de veiling opgemaakt. Mede
ter voorkoming van administratieve moeilijkheden bestaat er
geen bezwaar tegen, dat de veilingen ook op de afrekeningen
welke aan onder de landbouwregeling vallende leveranciers
worden verstrekt ter zake van de in art. 27 (1) a bedoelde
leveringen, de omzetbelasting afzonderlijk vermelden (die be-
616