De ontwikkeling van de internationale monetaire situatie van de afgelopen jaren wordt gekenmerkt door financiële crises, die elkaar in een steeds sneller tempo opvolgen en bovendien steeds he viger worden. Dank zij de uit internationale samen werking voortvloeiende steun is het tot nu toe mo gelijk gebleken de moeilijkheden op te vangen al wordt het geroep om een hervorming van het in ternationale geldstelsel steeds luider. Het systeem zoals wij dit sedert het einde van de Tweede Wereldoorlog kennen, wordt gekenmerkt door vaste wisselkoersen. Deze vaste ruilverhou dingen zijn op langere termijn alleen dan te hand haven wanneer het binnenlandse economische en monetaire beleid van de landen zich in een gelijke richting zou ontwikkelen. De ervaring heef echter laten zien, dat niet alle landen een even grote financiële soliditeit aan de dag hebben gelegd. In vele gevallen werd het accent in sterke mate gelegd op de groei en het verschaffen van volledige werkgelegenheid. Een progressief financieel beleid heeft geleid tot een voortgaande geldontwaarding en een bestedings niveau dat veelal uitging boven datgene wat reëel toegestaan zou zijn. West-Duitsland vormde een belangrijke uitzon dering op deze vrij algemene gang van zaken. In dit land heeft men een vrij strak monetair en bud gettair beleid gevoerd. Zodoende wist men er tot nu toe in te slagen, ondanks een sterke expansie, de loonkostenstijgingen te beperken beneden de produktiviteitstoeneming en de binnenlandse be stedingen achter te laten blijven bij wat in feite besteed zou kunnen worden. Bijgevolg heeft de handels- en betalingsbalans een voortdurend over schot vertoond, zelfs na een revaluatie en ook in tijden van relatieve recessie. Dank zij dit sterk beheerste beleid heeft West- Duitsland een ontwikkeling laten zien, welke sterk afwijkt van die in de meeste andere landen, met name van die in Engeland, de Verenigde Staten en ook in Frankrijk. Terwijl de reserves van West-Duitsland steeds sneller toenamen en men alles deed om door mid del van kapitaaluitvoer deze gang van zaken af te remmen, zag men in Frankrijk na de „meirevolutie" de reserves steeds verder dalen. Reeds in juli werden kredietfaciliteiten verleend om deze beweging tegen te gaan. Het was niet al leen de loonkostenstijging van circa 14% die het Franse exportprodukt uit de markt prijsde en de invoeren deed toenemen. Een belangrijke factor werd gevormd door een groeiend wantrouwen, zo wel binnen als buiten Frankrijk. Een en ander werd ten dele veroorzaakt door de verbreding van de in spraak in het bedrijfsleven, hetgeen niet alleen de ondernemers maar ook de financiers voorzichtig maakte. Verdere liberalisatie van het kapitaalverkeer maakte een snelle speculatieve kapitaalvlucht mo gelijk. Dank zij de vlucht uit de franc en de voor keur voor de Duitse mark sloeg de feitelijke ver houding tussen deze valuta's steeds verder door in het voordeel van de Duitse mark. Na de meistaking verminderden de Franse reserves met ruim drie miljard dollar. Dit verlies kwam voor een groot deel ten goede aan West-Duitsland. De geschetste ontwikkeling leidde tot de vierde 610

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1968 | | pagina 40