gedacht moet worden over de risico's, welke daar mede vanuit verzekeringstechnisch oogpunt gezien gepaard gaan. Omstreeks 1900, een periode waarin de resul taten van de verzekering van industriële objecten slecht waren, staken verschillende van de daarbij betrokken verzekeraars de hoofden bijeen, ten einde te proberen door bepaalde afspraken op het gebied van verzekeringsvoorwaarden en tarieven die resultaten te verbeteren. Wat toen niet gelukte, omdat het aantal verzekeraars dat bij nader inzien niet mee wilde werken te groot was, gebeurde wel in 1923. Op initiatief van Engelse verzekeraars, die in ons land veel zaken deden, kwam in dat jaar het zogenaamde „Engelse Tarief" tot stand. Dit tarief, dat aanvankelijk sterk Engels georiënteerd was, doch geleidelijk aan de in ons land bestaande be hoeften is aangepast, staat bekend onder de naam „Industriëel Tarief". Enerzijds is dit tarief, waarbij het overgrote deel der in ons land werkende verzekeraars, die zich met industriële risico's inlaten, is aangesloten, erop gericht een ongebreidelde en voortdurend verdergaande concurrentie voor wat de premie vaststelling betreft tegen te gaan. Anderzijds heeft dit tarief de bedoeling de beveiliging tegen en de voorkoming van brand in industriële objecten te bevorderen. In het kader van het Industriëel Tarief dient als een industrieel risico te worden aangemerkt ieder bedrijf, waarin krachtwerktuigen met een vermogen van meer dan 5 P.K. aanwezig zijn. Het zou te ver voeren op deze plaats precies aan te geven welke bedrijven tariefplichtig zijn. In het kort gezegd zijn het alle bedrijven met meer dan 5 P.K. (een aantal met name genoemde kracht bronnen uitgezonderd) en enkele met name ge noemde bedrijven, ongeacht het aantal P.K., zoals sigarenfabrieken, vernisfabrieken en destilleerde- rijen. Het tarief is wat de premievaststelling aangaat, zeer uitgebreid en het kent diverse voorwaarden, clausules genoemd, welke voor een aantal ver plicht en voor een aantal facultatief gesteld zijn. Het spreekt vanzelf dat de toepassing van het tarief gespecialiseerde kennis vereist. Niet alleen voor wat de beoordeling van het ter verzekering aangeboden object betreft alvorens een bedrijf verzekerd zal kunnen worden zal een uitvoerige inspectie plaatsvinden maar ook voor wat de vaststelling van de op het betrokken bedrijf toe passelijke premies betreft. Met dit laatste houdt zich, met uitsluiting van ieder ander, het daartoe in het leven geroepen Tarieferingsbureau bezig. Bij dit bureau worden door de verzekeraar of namens hem door de tus senpersoon (in het algemeen een makelaar) de vereiste stukken ingediend, aan de hand waarvan de premies worden vastgesteld. Deze werkwijze biedt de verzekeraar zekerheid dat zijn concur rerende collega geen lagere premie zal kunnen offreren. Een lagere premie is slechts dan mogelijk indien de verzekerde bereid is door de verzekeraar ge geven adviezen op het terrein van verbetering van de bouwaard, constructie en/of brandbeveiliging op te volgen. In feite is dit voor de verzekeraar de enige mogelijkheid van concurrentie. Een goede verzekeraar zal dan ook bijzondere aandacht schenken aan de genoemde verbeteringsmogelijk heden, hetgeen zeker niet in de laatste plaats ook in het belang van de verzekerde is. De verzekeraars die niet bij het Industriëel Tarief zijn aangesloten, worden out-siders of non-tariff- verzekeraars genoemd. Dit artikel werd geopend met een vraag, die bevestigend werd beantwoord. Tot besluit zou de vraag gesteld kunnen worden of het tarief voor de industriële brandtekening de resultaten heeft op geleverd, die de verzekeraars er van verwachten. De alombekende en omvangrijke branden in de laatste jaren wijzen in de richting van een ontken nend antwoord. Het juiste antwoord op deze vraag kunnen echter alleen de insiders geven. 559

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1968 | | pagina 49