gronden in dit gebied, de zeer goede IJpolders en
geestgronden bij de agglomeraties in het westen
van het streekplangebied, al spoedig voor agra
risch gebruik verloren gaan.
Uit zuiver agrarisch standpunt zou het echter
gewenst zijn, dat de ruimtelijke expansie pas in
allerlaatste instantie de betere landbouwgebieden
zou treffen. Dit zou helaas tot ruimteverspillingen
leiden, omdat meer ruimte nodig zou zijn voor ver
bindingen en diverse vormen van outillage. Een
vroegtijdige voorlichting van de boeren, wier gron
den nodig zullen zijn voor niet-agrarische doel
einden, is ten zeerste gewenst. Een goede be
roepskeuzevoorlichting en eventuele omscholing
met overheidssteun van de agrariërs, zou voor een
deel van de agrariërs veel zorgen kunnen verlich
ten. De mogelijkheden voor de eigenaar-gebruiker
liggen in het algemeen financieel gunstiger dan
voor de pachter; een pachter ontvangt alleen in
komensschadevergoeding. De eigenaar-gebruiker
zal over het algemeen eerder in staat zijn elders
een bedrijf te kopen dan de pachter. Voor pach
ters van veehouderijbedrijven zal het uiterst moei
lijk zijn elders hun bedrijf voort te zetten. In dit
bestek mag niet worden voorbijgegaan aan de po
sitie van de landarbeiders. Zij worden gedwongen
naar elders te verhuizen.
De bedrijfssterreinen aan de zuidoever van het
Noordzeekanaal zijn door de komende vestiging
van de petrochemische industrie in principe reeds
bezet. Een verdere zeehaven- en industrie-ontwik
keling zal dus vooral de noordoever betreffen. Vol
gens het streekplan bedraagt het totale gebied van
de groene of bufferzone op de zuidoever ongeveer
2.860 ha en het bedrijfsgebied ongeveer 2.280 ha.
Op de noordoever is een bedrijfsterrein van onge
veer 1.800 ha. Dat de noordoever wat naijlt op
de zuidoever kan een gunstig aspect inhouden, de
industrie zou bereid kunnen zijn een hogere prijs
te betalen.
Indien rond het Noordzeekanaal bestuurlijk vier
agglomeraties zouden worden gevormd (Zaan
streek, Groot Amsterdam, IJmond en Zuid-Kenne-
merland) zouden deze bijvoorbeeld een orgaan voor
gecoördineerd havenbeleid kunnen instellen.
De verdere economische ontwikkeling in dit ge
bied zal leiden tot kwalitatief betere werkgelegen
heid, hetgeen verschuivingen in de samenstelling
van de beroepsbevolking zal veroorzaken. Door
uitvoering van het streekplan zal ook de samen
stelling van de beroepsbevolking veranderen. De
agrarische sector zal een offer moeten brengen.
Dit betekent dat de raiffeisenbanken in deze ge
bieden ook nieuwe activiteiten zullen dienen aan te
pakken.
De kredietverlening zal van agrarische sectoren
naar andere sectoren worden verlegd. De wijziging
zal geleidelijk gaan, maar vraagt reeds nu een be
zinning op de toekomstige ontwikkeling. Groeimo
gelijkheden zijn in ruime mate aanwezig voor onze
banken en het is onze taak de nieuwe bewoners
in deze nieuwe woon- en werkgebieden ten dienste
te kunnen staan met ons gehele bankdienstenpak
ket.
532