pakket van onze organisatie als krediet- en spaar- instelling maken steeds meer en betere vestigingen noodzakelijk, welke alle belangrijke investeringen vergen. Deze groei is echter niet tot stand gekomen zonder menselijke inspanning, want de Raiffeisen- organisatie is een organisatie van mensen. Het zijn plaatselijke besturen, het zijn personeelsleden; het zijn juist de laatsten, die zich snel aan de zich wijzigende omstandigheden moesten aanpassen. Dit betekent voor de leiding enerzijds het bij blijven bij de nieuwe ontwikkelingen en het open staan voor nieuwe initiatieven, maar daarnaast de zorg voor een steeds groter aantal personeels leden. leder op zijn plaats helpt mee om door het goed uitoefenen van zijn taak de kring van spaarders en kredietnemers op de beste wijze te dienen. Voor hen, die met het publiek in aanraking komen, zijn voorkomendheid, kennis en begrip van groot belang. Juist het begrip voor de problemen van anderen is nodig en ook het begrip om te weten, wanneer eigen kennis onvoldoende is en de hulp van deskundigen moet worden ingeroepen. Zij, die niet met het publiek in aanraking komen, bepalen door de wijze, waarop zij hun taak vervullen, even zeer het beeld van de lokale bank. Het is duidelijk dat bij dit alles de opleiding een veel belangrijker plaats moet gaan innemen. De Raiffeisencursus, de discussiegroepen en de stu diebijeenkomsten zijn reeds voorbeelden van activiteiten, die door gezamenlijk initiatief van de Centrale Bank en de lokale banken tot stand zijn gekomen. Wij menen echter dat zo mogelijk nog meer zou dienen te gebeuren. De eerste verantwoordelijkheid voor de opleiding van het personeel van de lokale banken ligt in principe bij de directeuren van de lokale banken. Wil men echter de introductie en de opleiding van nieuw personeel, als wel van het reeds aanwezige personeel meer systematisch aanpakken dan zal in het algemeen samenwerking gewenst zijn. De lokale banken zullen hierin moeten samen werken en in vele gevallen de docenten en de discussieleiders moeten leveren. Doch ook de directeuren zelf zullen hun kennis kunnen verbre den ten aanzien van algemene problemen en ten aanzien van meer gespecialiseerde onderwerpen. Ook hier kunnen inleidingen uit eigen kring en de daarop volgende discussie vruchtbaar zijn. De Centrale Bank wil graag initiatieven nemen voor een gesprek over de algemene opzet en ook zelf haar inbreng leveren. Het is echter goed dat de organisatie nu reeds meedenkt, opdat dit idee gaat leven en tot een wens wordt. Het is een vraagstuk dat van groot belang is voor de efficiënte uitvoering van het werk in de organisatie, maar evenzeer voor de ontwikke lingsmogelijkheid van de mensen die in de orga nisatie werken. DE BEGROTING, EEN BIJDRAGE TOT EVENWICHTIGE GROEI Onze economie heeft de weg ingeslagen, die naar evenwichtsherstel voert, aldus de eerste zin van de jongste miljoenennota. Ook bij de begroting tracht men tot een evenwichtige voortgang bij te dragen, dit door de overheidsuitgaven af te stem men op de groei der staatsontvangsten. Ondanks dit streven resulteert er een begrotingstekort van 2.540 miljoen. Een belangrijke bijdrage tot dit tekort wordt geleverd door de gemeentefinanciën, waarvoor toenemende tekorten verwacht worden. Voor de dekking van de financieringsbehoeften zal het Rijk zoveel mogelijk een beroep doen op de kapitaalmarkt, hetgeen naar verwacht niet goed koper zal worden. De rentestand blijft tenminste volgens de miljoenennota op een onveranderd niveau. De minister van Financiën signaleert een lichte tendens tot evenwicht op de kapitaalmarkt, maar acht een daling van het binnenlandse rente- 469

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1968 | | pagina 7