overdracht van
bedrijven
en registratierecht
Er zijn in Nederland veel ondernemers, die een
landbouwbedrijf of een middenstandsbedrijf in
eigendom hebben. Het is voor hen in het geheel
niet nodig hun bedrijf in de vorm van een rechts
persoon (b.v. een n.v.) uit te oefenen. Zij zijn
eigenaar van een stuk land of van een winkel en
oefenen daarmee een bedrijf uit om in hun levens
onderhoud te voorzien. Dikwijls zouden zij gaarne
zien, dat hun bedrijf door hun kinderen wordt
voortgezet. Dit kan op twee manieren worden
bewerkstelligd. De kinderen kunnen de zaken erven
of de kinderen kunnen het bedrijf nog tijdens het
leven van de ouders kopen wanneer deze zich uit
de zaken willen terugtrekken. Er zijn natuurlijk tus
senvormen mogelijk, maar in principe kan men de
twee vermelde mogelijkheden onderscheiden.
Verkoop van het bedrijf aan een of meer van de
kinderen terwijl de ouders nog leven, kan voor
delen hebben. De ouders kunnen wellicht gemak
kelijker versnippering van het bedrijf voorkomen.
Zij laten niet geheel aan de kinderen over wie het
bedrijf zal voortzetten. In ieder geval kunnen zij
meer invloed uitoefenen dan zij na overlijden
bijvoorbeeld door een testament zouden kunnen
doen. Wat de ouders zullen doen: de kwestie af
handelen tijdens hun leven of niet, is een door hen
te maken keuze. De wensen van de kinderen zullen
daarbij natuurlijk ook een rol spelen.
Tot dusverre wordt door de wet de overdracht
in eigendom tijdens het leven van de ouders in
zekere zin bemoeilijkt. Immers bij verkoop van
onroerende goederen, zoals landerijen of winkel
panden, wordt een registratierecht geheven van
5 van de koopsom. Bij vererving is men geen
registratierecht verschuldigd. Dat is op de beslis
sing van de ouders nauurlijk ook van grote invloed.
Per 1 januari 1969 zal dit echter worden ver
anderd.
Gehandhaafd blijft, dat bij vererving geen regis
tratierecht is verschuldigd. Met ingang van die
datum echter zal bovendien geen registratierecht
verschuldigd zijn, indien ouders tijdens hun leven
aan een of meer van hun kinderen (pleegkinderen
of aangehuwde kinderen) hun onroerende bedrijfs
goederen in eigendom overdragen en die kinderen
het bedrijf voortzetten. Dat neemt dus deze be
lemmering weg.
Om echter onnodige versnippering van het be
drijf te bemoeilijken, is tegelijkertijd bepaald, dat
die kinderen het bedrijf in haar geheel moeten
voortzetten, wil men de vrijstelling genieten.
Dit sluit niet uit, dat het gehele bedrijf tussen de
kinderen wordt verdeeld, maar wel betekent dit,
dat in zo'n geval die delen als zelfstandige be
drijven moeten (en ook kunnen) worden voortgezet.
Vrijstelling van registratierecht zou dus bijvoor
beeld kunnen worden genoten als een midden
stander die twee winkels heeft, aan twee zoons
ieder een winkel overdraagt en deze zoons ieder
apart in die winkels het bedrijf voortzetten. De
overdracht van die gedeelten mag dan zelfs nog
op verschillende tijdstippen gebeuren. Wordt ech
ter aan deze voorwaarden niet voldaan, dan is
registratierecht wel verschuldigd. Enige voorzich
tigheid is bij splitsing dus wel geboden, maar de
notaris zal van geval tot geval kunnen adviseren.
De vrijstelling van registratierecht is weer niet
van toepassing voor woongedeelten van bedrijfs
panden. Een boerderij bijvoorbeeld bestaat uit een
woongedeelte en een bedrijfsgedeelte. Over de
waarde van het woongedeelte zal wel registratie
recht moeten worden betaald.
De ouders derhalve die overwegen hun bedrijf
aan hun kinderen over te dragen, zullen op grond
van het bovenstaande beter kunnen wachten tot
1 januari a.s. Overleg met een notaris, die van het
vorenstaande zeker op de hoogte is, zullen deze
ouders echter toch moeten plegen, leder geval zal
immers apart moeten worden bezien, maar dat de
nieuwe regeling een grote verbetering inhoudt valt
moeilijk te ontkennen.
499