FINANCIEEI
OVERZICH"
miljoenennota
De miljoenennota die de minister van Financiën
op de derde dinsdag van september heeft inge
diend, laat voor 1969 een verdere stijging zien van
de uitgaven en ontvangsten van de overheid, maar
een daling van het tekort. Dit wordt geraamd op
2,5 miljard tegenover f 2,8 miljard in 1968.
Voor een goed begrip van de betekenis van het
tekort is het van belang dat de minister zijn be
groting in twee delen splitst. Verreweg het groot
ste deel heeft betrekking op de lopende uitgaven
en ontvangsten van het Rijk. Dit deel van de be
groting wordt aangeduid als de gewone dienst.
Daarin zijn niet begrepen de kapitaaluitgaven van
de Staat voor investeringen, leningen en aflossin
gen, die onder de buitengewone dienst vallen.
Het verschil kan ongeveer op een lijn worden
gesteld met dat van huishoudelijke uitgaven, welke
bestreden moeten worden uit normale inkomsten
enerzijds en uitgaven waar de verwerving van een
duurzaam bezit tegenover staat anderzijds.
Het gewone huishoudboekje van de Staat laat
voor 1969 een overschot zien van 1,3 miljard.
Maar de kapitaaluitgaven overtreffen de kapitaal
ontvangsten met 3,8 miljard en deze veroorzaken
het uiteindelijke begrotingstekort van 2,5 miljard.
Het verschil is daarom van belang, omdat tegen
over het tekort van 3,8 miljard op de buiten
gewone dienst een even groot bedrag aan activa
(vorderingen en andere vermogensbestanddelen)
staat. Het Rijk wordt er dus niet armer door. Per
saldo staat tegenover een toeneming van de
staatsschuld met 2,5 miljard een toeneming van
het staatsbezit met f 3,8 miljard.
financieringstekort
Toch moet de Staat natuurlijk dat tekort van 2,5
miljard op een of andere manier financieren. Dat
kan in beginsel op twee manieren: door geld op