al een opmerkelijke gebeurtenis is geweest. Uit de hartelijke woorden van Hare Excellentie klonk duidelijk waardering voor het werk van onze stich ting, welke zij een voorbeeld noemde van particu lier initiatief. Grote indruk maakten de woorden van de minis ter, die zij buiten de officiële tekst om tot de aanwezigen richtte. Kennelijk doelend op wat de heer Verhage in zijn openingsrede had gezegd, dat de dotaties van de stichting in de vorm van startpremies of aanmoedigingspremies bestemd zijn om reeds aanwezige zelfwerkzaamheid te sti muleren, bracht Hare Excellentie het stichtingsbe stuur lof toe voor het uitgangspunt van het dotatie- beleid. Sprekende over de spanningen welke zich allerwege voordoen en de roep om inspraak, wees de minister op de noodzaak mogelijkheden te scheppen om eigen activiteit en creativiteit te ont plooien. „Door middel van uw uitgangspunt, dat u iets dat reeds leeft, een kans wilt bieden verder tot ontwikkeling te komen, hebt u getoond dit grote probleem, waarvoor onze samenleving staat, te begrijpen". Minister Klompé oogstte met deze spontane woorden luide bijval. De overhandiging van de oorkonden door de minister aan de Indonesische ambassadeur, de heer Bailey en de heer Bischoff van Heemskerck vormde een plechtig moment. Ook naar de toe spraken welke volgden werd met grote aandacht geluisterd. Toen daarna dr. A. J. Verhage zijn slotwoord sprak was de spanning geweken. Onze organisatie, belichaamd in de „Stichting 150 jaar Raiffeisen" had zich op waardige wijze gepresenteerd. Met voldoening kunnen wij terug zien op een stijlvolle herdenking van de 150ste geboortedag van Friedrich Wilhelm Raiffeisen. HET JAARVERSLAG VAN DE NEDERLANDSCHE BANK voortdurende overbesteding In het jongste jaarverslag van de Nederlandsche Bank, dat onder verantwoordelijkheid van de nieuwe president, dr. J. Zijlstra is opgesteld, wordt bijzondere aandacht besteed aan de noodzaak tot evenwichtsherstel. Na een lange periode van gunstige conjunctuur kwam er globaal gesproken in de tweede helft van 1966 een omslag, aldus het verslag. In tegenstelling met hetgeen gebeurde in de recessie jaren 1952 en 1958, heeft de terugslag echter niet geleid tot een terugdringen van de sedert 1964 woekerende bestedings- en inkomensinflatie. Zo steeg de loonsom per tewerkgestelde in be drijven gedurende de jaren 1964-1967 met respec tievelijk 15, 11, 10 en 8%, hetgeen gemiddeld 100 meer was dan de toeneming van de arbeids- produktiviteit. Beziet men het volume van de netto nationale bestedingen dan blijkt dit in 1967 met ruim 5 te zijn toegenomen tegen 3,4% in 1966. Worden de voortgaande overbesteding en over spanning niet overwonnen, dan loopt ons land gevaar af te glijden van een zuiver conjuncturele onevenwichtigheid naar een situatie van wat het verslag noemt een fundamentele onevenwichtig heid. Voor een herstel hiervan zijn echter ingrij pende maatregelen nodig, die ten koste zullen moeten gaan van de werkgelegenheid. Een voort gaan op de weg naar deze fundamentele oneven wichtigheid dient ten koste van alles voorkomen te worden. Het terugdringen van bestedingen en looninfla- tie krijgen daarom een duidelijke prioriteit, dit ten einde op langere termijn voldoende werkgelegen heid te verzekeren. toegenomen produktiviteit Naast ontwikkelingen, die tot zorg aanleiding geven zijn er ook positieve geluiden te beluiste ren. De produktie nam ondanks de betrekkelijke recessie met 51/2 toe. Dit resultaat werd met 1 minder aan arbeidskrachten bereikt. Er was bijge- 268

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1968 | | pagina 6