twaalf jaar stichting
algemeen
waarborgfonds
voor de middenstand
concentratie van kennis
Zoals reeds in de Raiffeisen-Bode van februari
1967 werd vermeld is het Algemeen Waarborg
fonds voor de Middenstand begin 1967 opgenomen
in het Centraal Instituut voor het Midden- en
Kleinbedrijf (C.I.M.K.).
Bij zijn activiteiten op het terrein van de gega
randeerde kredietverlening heeft het A.W.M. ge
leidelijk een schat van ervaringen opgedaan. Al
spoedig na de oprichting in 1955 is men ertoe
overgegaan deze ervaringen en de met het krediet-
onderzoek verband houdende studies in rapporten
neer te leggen. De unieke plaats, die het fonds
innam, maakte dat door overheid, middenstands
bonden en andere instanties een toenemend be
roep werd gedaan op het A.W.M. om over bepaalde
zaken te rapporteren. Eén en ander leidde tot een
aanzienlijke taakverruiming.
De opneming van het A.W.M. in het C.I.M.K.
vormde een volgende stap in de ontwikkeling en
paste geheel in het streven naar concentratie van
onderzoek- en voorlichtingsactiviteiten op het ter
rein van het middenstandswezen.
nieuwe kredietvormen
Bij het beëindigen van zijn optreden als zelf
standige eenheid heeft het A.W.M. zijn laatste
verslag het licht doen zien, waarin een overzicht
wordt gegeven van zijn activiteiten in de periode
1955-1967.
De ervaring heeft geleerd dat veel kleine en mid
delgrote ondernemingen over onvoldoende zeker
heid beschikken om voor bankkredieten in aan
merking te komen. Om de ondernemer, die over
de goede eigenschappen beschikt, toch in de ge
legenheid te stellen de nodige investeringen te
verrichten, zijn er in de loop van de tijd een aantal
gegarandeerde kredietvormen gecreëerd waarbij
de eventueel te lijden verliezen geheel of ten dele
door het Rijk worden gedragen. Naast de regionale
borgstellingsfondsen en de branchegewijze geor
ganiseerde bijzondere waarborgfondsen werd in
1955 opgericht de Stichting Algemeen Waarborg
fonds voor de Middenstand. Dit fonds werd belast
met de toepassing van twee kredietvormen, name
lijk het inrichtingskrediet en het hypothecaire kre
diet. Deze nieuwe faciliteiten waren erop gericht
de stichting van middenstandszaken in nieuwe
panden en vooral in nieuwe woonwijken mogelijk
te maken. De toepassing van deze kredietvormen
steunde in nog sterkere mate op een onderzoek
naar de kwaliteiten van de ondernemer en de ver
wachte uitkomsten van diens bedrijf. Onderzoek
van en beslissing over kredietaanvragen en het
kredietbeheer werden in één instituut, het A.W.M.,
ondergebracht.
De grenzen van beide kredietvormen werden
geleidelijk verruimd van 40.000,tot 150.000,
(en hoger na toestemming van de minister). Op
deze wijze werd met het element van schaalver
groting rekening gehouden.
Bovendien werd de werkingssfeer van het hypo
thecaire krediet uitgebreid tot alle bedrijfspanden,
ongeacht hun ouderdom, terwijl verder de schei
ding tussen bedrijfs- en woninggedeelte verviel.
Een belangrijke mijlpaal in de ontwikkeling van
de kredietverlening acht het verslag de invoering
in 1965 van het vestigingskrediet. Hierdoor werd
de weg naar het zelfstandig ondernemerschap vrij
gemaakt voor diegenen die niet beschikken over
het financiële stootblok van 20 dat in het alge
meen nodig is om voor een gegarandeerde krediet
verlening in aanmerking te komen. Dit krediet, dat
zonodig wordt achtergesteld bij andere kredieten
voor bedrijfsdoeleinden, dient ter aanvulling van
het tekort aan eigen kapitaal en vergroot als zo
danig de basis voor verdere al dan niet gegaran
deerde kredietverlening. Deze gedachte van het
bankabel maken van middenstandsbedrijven wordt
ook toegepast in het in 1967 geïntroduceerde be
drijfsontwikkelingskrediet, dat tot doel heeft de
ondernemer risicodragend kapitaal te verschaffen.
310