man en paard van elke plaats in bestuur en raad van toezicht zou mijns inziens het meest wenselijke zijn. De kleine banken op Walcheren liggen echter te ver van elkaar om dit te verwezenlijken. Het opnemen van kleine banken bij grotere goed functionerende banken is mijns inziens ook niet zo eenvoudig, ook al liggen zij slechts enkele km van elkaar. De inspraak zal er minder door worden en de kans dat, vooral als er concurrerende banken of agentschappen gevestigd zijn in de plaats waar de bank verdwijnt, verlies van leden en spaarders op zal treden is mijns inziens zeer zeker aanwezig. Het in stand houden van een bankgebouw met ge regelde zitdagen, bemand met een bekwame bank bediende, die geacht kan worden het vertrouwen van de inwoners te hebben, is een eerste vereiste. Het financieel voordeel van samengaan gaat hier door voor een groot deel verloren. Dat de belangen van leden en spaarders bij samengaan beter behartigd kunnen worden, zoals de heer Risseeuw schrijft, meen ik te moeten be twijfelen, evenals zijn stelling dat het bij samengaan mogelijk zal zijn grotere kredieten bijvoorbeeld 100.000,in plaats van 25.000,te verstrek ken. Waar komt dat meerdere geld dan in eens vandaan. Ook al zou er tezamen wat meer geld beschikbaar zijn, er zal toch rekening gehouden moeten worden dat bij overname ook de krediet- benodigers zijn meegekomen. Verder zou ik er op willen wijzen, dat er voor de overnemende bank volgens de richtlijnen van de Centrale Bank, buiten de geweldige administratieve arbeid, financiële offers gebracht moeten worden. Ik denk hierbij aan de noodzakelijke nieuwe akten, die gemaakt moe ten worden, kosten voor naamsverandering en de noodzakelijke nieuwe spaarbankboekjes. Dat er bij fusie op de salarispost te bezuinigen valt is ook twijfelachtig, daar de top van het personeel volgens de salarisregeling van de Centrale Bank veel meer zal gaan verdienen en ook zouden de autokosten hoger worden. Het komt mij voor dat fusioneren goed kan zijn maar alleen als de noodzaak er toe dwingt. De grotere en financieel sterke banken zullen mijns inziens geen initiatieven hiertoe mogen nemen, om niet de indruk te vestigen dat men als beschermer wil optreden want dan zie ik het nooit gebeuren. Het zal, wanneer dan ook, door diegene die er mee te maken krijgt een zaak zijn die heel voorzichtig en met veel wijsheid in behandeling zal moeten worden genomen. W. Brand, voorzitter bestuur Raiffeisenbank Domburg naschrift van de redactie De bijdrage van de heer Brand tot de discussie achten wij zeer waardevol. Wij hebben er in ons naschrift bij het ingezonden stuk van de heer Ris seeuw al op gewezen, dat bij fusie tal van aspecten een rol spelen. Het is goed, dat de heer Brand ons andere aspecten toont dan de heer Risseeuw. Uit de laatste alinea van elk van beide stukken blijkt wel, dat er accentverschillen voorkomen. Leggen wij echter deze laatste alinea's naast elkaar, dan geloven wij toch ook weer niet dat het één het ander behoeft uit te sluiten. 309

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1968 | | pagina 47