de boer een veel directer contact met de uiteinde
lijke vraag dan heden. Daarbij komt dat het hui
dige landbouwbeleid streeft naar prijsstabilisatie,
waardoor veranderingen in de vraag niet direct in
de prijzen doorwerken, terwijl tegenwoordig de ver
anderingen vaker voorkomen en sneller verlopen
door de toegenomen communicatiemiddelen. De
boer mist heden, nu zijn produkten steeds meer
via ingewikkelde afzetwegen en na bewerkingen
worden afgezet, juist de directe en ingrijpende
communicatie met de consument via de prijs. Dit
is enerzijds wat betreft de stabiliteit van zijn in
komen zeer in zijn voordeel, maar kan op lan
gere termijn het gevaar met zich brengen dat
produktie en consumptie zich in een bepaald ge
bied in verschillende richtingen ontwikkelen, waar
door overschotten van het ene produkt en tekorten
van het andere produkt kunnen ontstaan. Het is
dunkt ons een taak van de coöperaties om voor
de noodzakelijke communicatie te zorgen, door
voorlichting over de marktontwikkeling aan hun
leden en door het in rekening brengen van toe
slagen en kortingen op de basisprijs voor de ge
leverde produkten al naar gelang de kwaliteit en de
hoeveelheid in overeenstemming zijn met de vraag
zoals deze zich voor de betrokken produkten voor
doet.
Het spreekt vanzelf, dat het uitoefenen van deze
functie het beschikken over een apparaat dat voor
de uitvoering daarvan kan zorgen, vergt. Dit zal
alleen rendabel kunnen zijn bij een voldoende
grote omvang van de coöperatie. Dit aspect van
de ontwikkeling duidt nog weer eens extra op de
noodzaak van schaalvergroting die zich ook in de
coöperatieve wereld voordoet en waarvoor meestal
de produktietechniek en de veranderingen in de
structuur van de vraag, als argumenten, die de
schaalvergroting noodzakelijk maken, worden aan
gevoerd.
De coöperaties zullen ten opzichte van hun leden
steeds duidelijker moeten maken wat en hoeveel
geproduceerd moet worden, omdat een produkt
alleen waarde heeft op de markt, wanneer het op
de plaats en de tijd waarop daarnaar een vraag
bestaat, wordt aangeboden
de elf op Walcheren
Geachte redactie,
Naar aanleiding van het artikel van de heer J. A.
Risseeuw in de rubriek „Man en Paard" in de Raif-
feisen-Bode van april jl. zag ik graag het volgende
in genoemde rubriek opgenomen:
Het is juist dat elf banken op Walcheren aan de
ruime kant is en dat zeer zeker een fusie van
enkele banken gezien de huidige ontwikkeling,
financieel gezien wel wenselijk zou zijn. De te
maken kosten voor bankgebouwen en machines
zouden gemakkelijker te dragen zijn. Een eenvou
dige zaak is het naar ik meen zeer zeker niet. Zou
men op Walcheren nog moeten beginnen dan zou
mijns inziens met 5 of 6 banken kunnen worden
volstaan, maar nu staat men voor het feit dat de
elf er zijn.
Bij fusie moeten er banken verdwijnen en andere
worden groter en blijven. Ik vraag mij af of er
voor beide wel zulke grote belangen zijn bij het
samengaan. Zeker, het zal voor een kleine bank in
de toekomst moeilijker worden bij te blijven maar
de inspraak van de leden-inwoners is van groot
belang en laten we daarbij bedenken dat de banken
groot geworden zijn mede door het vertrouwen, dat
de leden stelden in de door hen gekozen vertrou
wensmensen in bestuur en raad van toezicht.
Ook de vertrouwelijke gesprekken met hun direc
teur spelen hierbij een grote rol. Samengaan van
kleine banken in een kleine kring, dus in eikaars
onmiddellijke nabijheid, en met vertegenwoordigers
308