vele kleine aanbieders op de markt kwamen en daar
veelal een kleiner aantal vragers ontmoetten. Bij
de vraag van de landbouw naar produktiemiddelen
ontmoetten de zeer vele boeren slechts enkele
aanbieders, zodat ook daar van een onevenwich
tige marktsituatie sprake was. Door bundeling van
enerzijds het aanbod en anderzijds de vraag heb
ben de coöperaties aan deze toestanden veel kun
nen verbeteren. Een wel eens gehoord verwijt, dat
het nu niets meer uitmaakt of men aan de coöpe
ratie of aan een particuliere fabriek zijn produkt
levert, omdat beide in feite dezelfde prijs betalen,
vormt hier eigenlijk het bewijs van.
Het kan namelijk ook anders worden uitgelegd:
Hieruit blijkt dat de invloed van de coöperaties op
het gehele marktgebeuren in een bepaalde sector
zo groot is geworden dat van een scheve verhou
ding tussen boer en verwerkende industrie geen
sprake meer is.
In dit voorbeeld zien wij twee facetten van het
werk van de coöperaties waarin zij duidelijk succes
hebben gehad, geïllustreerd. Dit zijn:
a. de bundeling van vraag en aanbod van de land
bouwers, waardoor zij een sterkere positie op
de markt hebben gekregen, en
b. door verwerking en bewerking van de primaire
landbouwprodukten hebben de coöperaties de
kwaliteit van deze produkten kunnen verhogen,
waardoor de afzetpositie beter is geworden.
Tevens hebben zij hierdoor een inzicht gekre
gen in de kosten en de techniek van deze pro
cessen.
Hiermede is eveneens bereikt dat dit soort
coöperaties zich heeft kunnen oriënteren in ver
dere markten, waarop de landbouwprodukten na
diverse bewerkingen verhandeld worden, tot in
sommige gevallen de laatste schakel de ver
koop aan de consument toe. Dit is zeer belang
rijk in een tijd waarin, naast verwerking, het toe
voegen van diensten aan goederen, zoals het
sorteren, voorverpakken, wassen, voorkoken e.d.
steeds meer door de consumenten verlangd wordt.
Dit brengt ons tot een vermeende tegenstelling
die in de coöperatieliteratuur veelvuldig wordt ge
noemd, namelijk de tegenstelling tussen „vereni
ging" en „bedrijf". Men denkt dan dat de bedrijfs
belangen van een coöperatie in sommige gevallen
tegengesteld gericht zijn aan die van de leden.
Deze opvatting vinden wij terug bij de tegenstelling
tussen directie en bestuur van een coöperatie,
waarbij de directie de bedrijfsbelangen zou ver
tegenwoordigen en het bestuur de belangen van
de leden zou moeten behartigen. Een dergelijke
tegenstelling komt ons onjuist voor:
De coöperatie is van de leden, die een gedeelte
van hun eigen bedrijfsvoering aan de coöperatie
hebben overgedragen en die mede daardoor in ze
kere mate afhankelijk zijn van en tevens in hogere
mate mede verantwoordelijk zijn voor het wel en
wee van hun coöperatie.
Het is voor hen een groot belang dat de
coöperatie goede resultaten behaalt, opdat deze
enerzijds een gezonde financieringsstructuur kan
opbouwen en handhaven en anderzijds voor een
relatief hoge uitbetalingsprijs kan zorgen. De
coöperatie kan dit alleen realiseren, wanneer zij
aan de eisen van de tegenwoordige tijd voldoet
zowel wat betreft haar produktie-technische uitrus
ting en omvang, als wat betreft haar af te leveren
produkten.
Het is hierbij belangrijk dat de coöperatie een
inzicht heeft in de afzetmogelijkheden voor de ver
schillende produkten. Haar optreden moet met be
trekking tot dit laatste in twee richtingen gaan.
Enerzijds moet zij een markt zoeken, uitbreiden en
uitdiepen voor haar bestaande produkten en an
derzijds moet zij nagaan hoe de voorkeur van de
consument zich ontwikkelt, opdat zij tijdig haar
produktie-apparaat kan instellen op de zich wij
zigende vraag.
Het komt ons voor dat in enkele gevallen dit
laatste nog vaak onvoldoende door sommige leden
wordt ingezien. Deze verwachten van hun coöpe
ratie dat deze, voor alles wat zij zelf produceren en
aan de coöperatie leveren, een goede prijs moet
uitbetalen, ongeacht of voor deze produkten een
markt bestaat.
In een tijd dat de afzet van de landbouwproduk
ten nog weinig schakels behoefde te passeren, had
307