De laatste maand rdt de landbouw b
door de moeilijkheden welke zich in de
van een eWme bote^Wg, een te^fphel stijgem
melkplas, zeer hoge bedragen benodigd voor i
de landbouw beheerst
zufvel-
benodigd voor de
financiering van het gevoerde beleid, dalende kaas-
prijzen en de vrees dat de richtprijs van melk in
het lopende melkprijsjaar niet gehaald zal worden.
Al deze zaken duiden op een grote ongerustheid
over de gang van zaken. Wat is er in feite aan de
hand?
verleden
Toen men in Nederland in een situtatie geraakte,
waarbij de melkproduktie niet meer tegen lonende
prijzen kon worden afgezet, is men ertoe overge
gaan inleveringsregelingen voor boter en kaas in
het leven te roepen. De inleveringsprijs voor kaas
werd daarbij gunstiger gesteld dan die voor boter.
Men heeft dit bewust gedaan om de kaasproduktie
ten opzichte van de boterproduktie te stimuleren,
aangezien kaas een produkt is dat minder moeilijk
is af te zetten, ook op de internationale markten,
dan boter. De produktie van magere melkpoeder
was minder dan het binnenlandse verbruik en daar
door kon de prijs daarvan via importheffingen en
een denaturatiepremie voor verwerking tot veepoe
der op een aanvaardbaar peil gehandhaafd worden.
Gevolg van dit beleid is geweest, dat in Nederland
slechts een relatief klein gedeelte van de melkplas
tot boter werd verwerkt, waarvoor een inleverings
prijs gold, die onvoldoende was om de richtprijs
voor melk af boerderij te halen. Het „verlies" dat
op de boter werd geleden, werd gecompenseerd
door een inleveringsprijs voor kaas, welke zo was
vastgesteld, dat daarmee een melkprijs af boerde
rij kon worden bereikt, die boven de richtprijs lag.
Door dit stelsel van maatregelen werd in Neder
land slechts ±12% van de melkplas rechtstreeks
voor de boterbereiding aangewend. Daarnaast
werd nog vet van voor andere produkten bestemde
melk tot boter verwerkt.
De Nederlandse situatie verschilde van die in de
andere E.E.G.-landen, met name België, West-
Duitsland en Frankrijk. In al deze landen werd meer
dan 50 van de geproduceerde melk rechtstreeks
tot boter verwerkt, verder nog een gedeelte tot
consumptiemelk en een klein gedeelte tot kaas.
In deze landen golden namelijk alleen inleverings
regelingen voor boter en soms voor magere melk
poeder.
Sinds 1960 is in de landen van de gemeenschap
de aan de fabrieken afgeleverde hoeveelheid melk
213