spaarresultaten bij de verschillende spaarinstellingen Bedragen x f 1 miljoen maart Spaarverschil Spaartegoed 31 maart Inlagen Terug betalingen maart april jan. t/m mrt. bedrag 1968 Raiffeisenbanken Utrecht Boerenleenbanken Eindhoven Rijkspostspaarbank Algemene spaarbanken Handelsbanken en overige 2'28,2 215,5 186,0 171,2 125,3 122,5 439,6 419,4 12,7 5,0 75,7 14,5 4,7 94,6 2,8 3,1 112,1 20,2 130,7 42.1 6.153,7 23,8 4.059,9 15,7 4.951,0 19,2 6.535,2 25,3 4.142,0 16,0 Totaal 92,6 639,3 25.841,8 100,0 1967 Raiffeisenbanken Utrecht Boerenleenbanken Eindhoven Rijkspostspaarbank Algemene spaarbanken Handelsbanken en overige 224,3 205,0 188,7 174,8 122,0 121,3 358,9 346,1 19,3 1,5 66,4 13,9 9,3 67,3 0,7 5,4 38,5 12,8 27,1 123,2 79,7 76,5 212,7 5.426,9 24,0 3.529,2 1 5,6 4.529,8 20,0 5.829,5 25.8 3.294,5 14,6 Totaal 126,4 109,0 508,1 22.609,9 100,0 kanttekeningen bij de cijfers maart 1968 In maart zijn de toevertrouwde middelen met f 50,9 miljoen toegenomen. Het spaaroverschot bedroeg f 12,7 miljoen en de creditsaldi in rekening-courant ondergingen een vermeer- derging van f 38,2 miljoen. Het spaaroverschot viel vergeleken met vorig jaar iets tegen. De aanwas van de girale gelden overtrof echter die van voorgaande jaren, waardoor de gun stige groei van de middelen van vorig jaar maart nog met f 1,8 miljoen werd overtroffen. Het achterblijven van de spaarresultaten ten opzichte van 1967 moet vooral worden toegeschreven aan de minder gun stige spaarresultaten bij de plattelandsbanken. In maart 1967 maakte het spaaroverschot bij de plattelandsbanken 21 uit van het totaal. De afgelopen maand was dit slechts 3 De uitzettingen namen in maart met f 55,8 miljoen toe, hetgeen betekent dat de uitzettingen zich op hoog niveau bleven be wegen. 1e kwartaal 1968 In het eerste kwartaal van dit jaar werd vooral dank zij de gunstige ontwikkeling van de girale saldi een record aanwas aan middelen behaald van f 132,6 miljoen. Dit bedrag was als volgt samengesteld: spaaroverschot f 75,7 miljoen, toename uitstaand bedrag op privé-rekeningen f 39,7 miljoen en aanwas van het bedrag aan overige lopende rekeningen f 17,2 miljoen. Het aantal privé-rekeningen nam in het eerste kwartaal toe met 40.611 en bedroeg eind maart 144.911. Het spaaroverschot lag f 9,3 miljoen boven dat van vorig jaar, hetgeen uitsluitend te danken was aan de betere spaarresultaten bij stedelijke en semi-stedelijke banken. Bij de plattelandsbanken was het spaaroverschot f 1,0 miljoen lager dan in het eerste kwartaal van 1967. Uitgezet werd f 148,0 miljoen, hetgeen nog f 3,2 miljoen meer is dan het bij zonder hoge bedrag van f 144,8 miljoen waarmee in het eerste kwartaal van 1964 de uitzettingen toenamen. Aan voorschotten werd verstrekt aan natuurlijke personen f 229,6 en afgelost f 120,4 miljoen. In het eerste kwartaal van 1967 bedroegen de verstrekkingen f 196,3 en de aflossingen f 101,8 miljoen. Meestal wordt in het eerste kwartaal meer uitgezet dan het bedrag waarmee de toevertrouwde middelen toenemen. Ook dit jaar was dit het geval, het verschil van f 15,4 miljoen stak echter gunstig af bij dat van voorgaande jaren. andere spaarinstellingen Wat de spaarresultaten in maart bij de traditionele spaar instellingen betreft, kan opgemerkt worden dat alleen bij de Utrechtse organisatie ten opzichte van 1967 een lager spaar overschot werd geboekt. Bij de „Eindhovense" banken, de R.P.S. en de Algemene Spaarbanken lagen de spaarover schotten hoger dan in maart 1967. De voorlopige spaarcijfers voor april wijzen er op, dat de Utrechtse en de Eindhovense organisatie een lager spaarver- schil boekten dan vorig jaar en dat bij de R.P.S. de ont- sparing iets minder groot was dan in 1967. 241

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1968 | | pagina 35