IN HET SPOOR VAN F.W.RAIFFEISEN
150 jaar geleden werd de grote pioniergeboren
Prof. Franz Braumann, de Oostenrijkse auteurdie
een tweetal romans over Raiff eisen op zijn naam
heeft staan, stelde voor ons blad onderstaand artikel
ter beschikking. Wij prijzen ons gelukkigdat wij dit
artikel in de maand, waarin onze organisatie zich
zeer bijzonder met Raiffeisen zal bezighouden, kun
nen opnemen.
Sinds mijn jeugd waren voor mij de landelijke spaar- en voorschotbanken, die thans meer onder de
naam Raiffeisenbank bekend zijn, een vast omlijnd begrip. Bij de Raiffeisenbanken werd trouw gespaard,
wat nationale spaarzin voortbracht. En wie zich in financiële nood bevond, trachtte daar voorschotten
en hulp te verkrijgen.
Sinds ik nu al een twintig jaren zelf in het bestuur van een Raiffeisenbank meewerk, trad echter ook
de mens Raiffeisen steeds meer binnen mijn belangstellingssfeer. Waar had deze man gewoond, die een
van de grootste instellingen voor de instandhouding en economische bevrijding van onze boeren opge
richt had, en hoe was zijn leven verlopen?
Want in de tijd van Raiffeisen stonden de boeren nagenoeg aan de rand van hun ondergang. Vele
eeuwen geleden was de boer lijfeigene geweest.
Toen de boeren in de tijd tussen 1780 en 1848 onafhankelijk van hun grondbezitters geworden waren,
traden zij geheel onvoorbereid in een nieuwe ontwikkelingsperiode. Bijna alles, wat zij tot nu toe in
hun leven nodig hadden, ook werktuigen en kleding, hadden zij zelf gemaakt. De belasting aan de groot
grondbezitters hadden zij in natura opgebracht. Geld was op de boerderij bijna onbekend.
De nieuwe vrijheid echter bracht de boeren ook nieuwe lasten. De belastingen moesten in geld wor
den betaald, de snel opkomende industrie bracht haar produkten, kleding, huishoudelijke artikelen en
allerlei genotmiddelen ogenschijnlijk goedkoop in ieder dorp, en al deze goederen verlokten tot een
aangenamer leven. Voor wat de boer echter te verkopen had, werden slechts in gunstige afzetgebie
den kopers gevonden. Buiten de stad en de weinige straten waren de goederen van de boer niets
waard. Hoe moest de boer nu aan geld en hogere inkomsten komen?
Toen diende zich bij de boer een nieuwe „vriend" aan. Bijna in iedere dorpsgemeente zat een man,
226