man en paard Deze keer rijke oogst! Twee reacties op eer der geplaatste stukken en een nieuw onderwerp. Met het oog op de plaatsruimte beperken wij ons in onze naschriften tot een summier commentaar. intrigerende inkomens In de Raiffeisen-Bode van november 1967 gaven wij een commentaar op de openbare oratie die professor dr. R. Tamsma heeft gehouden bij de aanvaarding van zijn ambt als hoogleraar. Professor Tamsma beantwoordde dezer dagen dit commen taar in een aan de redactie gezonden brief, waar van wij de belangrijkste passages hieronder over nemen. ,,lk ben het slechts in één opzicht met u oneens, namelijk waar u op twee plaatsen stelt dat ik het beleid om hét platteland te industrialiseren als on juist zou hebben bestempeld. Ik heb (op blz. 22) slechts de vraag gesteld of men die industrialisatie bepaald overal moet nastreven, dat wil zeggen in alle door mij onderscheiden 128 regio's. Ik ben nog steeds van mening dat zulks in bepaalde gebieden, die zoals ik schreef „overwegend en vooral welvarend agrarisch" zijn, niet moet geschieden omdat in zulke gebieden het inkomen der land bouwers zo hoog is, dat industrialisatie dit gemid delde inkomen drastisch zou verlagen. U zag wellicht mijn korte artikel in de E.S.B. van 6 december 1967, waarin ik als dergelijke gebieden noemde: het Groninger Hogeland, de Friese Greid- hoek, de IJsselmeerpolders, West-Zeeuws-Vlaan- deren e.a. Zoals u wellicht weet, is het de bedoe ling van het provinciaal bestuur van Groningen om het Hogeland inderdaad „groen te houden". In datzelfde E.S.B.-stukje ben ik nader ingegaan op de redenen die mijns inziens ten grondslag liggen aan het opvallend hoge fiscale inkomen van de agrariërs, en waarvan ik er zoals u terecht schrijft slechts één expliciet in mijn oratie heb genoemd. Dat er ook andere kunnen zijn, heb ik slechts impliciet gesuggereerd in voetnoot 14. Om dat een oratie ten hoogste 40 minuten mag duren, kan men niet veel verder gaan dan ter verklaring van de grote regionale verschillen in gemiddeld inkomen te verwijzen naar de diverse soorten in komen waaruit dit gemiddelde is samengesteld. Waarom die diverse soorten dan weer dermate uiteenlopen, zou mij gebracht hebben op de ver klaring van de verklaring, doch daarvoor schoot de tijd verre tekort. Tenslotte moge ik opmerken dat ik ben uitge gaan van fiscale inkomens, en niet van de uitslui- tend-in-de-landbouw-verdiende, zoals bijvoorbeeld het L.E.I. pleegt te doen. Dat kón niet anders, aan gezien alleen de fiscale in voldoende regionaal ge differentieerde vorm beschikbaar zijn, en daar was het mij om te doen". naschrift van de redactie Na deze nadere verduidelijking door prof. Tamsma kunnen wij geheel met zijn conclusies instemmen. Op zichzelf is het beleid dat het platte land wil industrialiseren goed, wanneer daarmee aan boeren, boerenzoons en landarbeiders, die beter de landbouw zouden kunnen verlaten, een alternatieve werkkring wordt geboden. Industriali- 203

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1968 | | pagina 57