bij moeten afhangen van de door de coöperaties te
lopen risico's. De deelname zou in maximaal 15
jaar moeten worden volgestort door een jaarlijkse
inhouding van een zeker, klein percentage van de
omzet van het lid bij de coöperatie.
De deelname zou bij beëindiging van het lid
maatschap moeten worden terugbetaald. De idee
dat het risicodragend vermogen moet samen
hangen met de risico's en dus tevens met de omzet
van de coöperatie is gezond. Het is echter de
vraag of onder de Nederlandse omstandigheden
uitvoering van de gedachte toepassing kan vinden
in verband met eventuele fiscale consequenties.
Wanneer de fiscus namelijk de deelname zou zien
als aandelenkapitaal, zou het gevolg daarvan kun
nen zijn de reeds genoemde belastingheffing over
een redelijke rente op het fiscale vermogen van de
coöperatie, indien een prijs aan de leden voor ge
leverde produkten wordt betaald, die boven de
marktprijs ligt.
Als tweede mogelijkheid voor het op peil houden
van het risicodragend vermogen van de coöpera
ties wordt genoemd het Angelsaksische idee over
te gaan tot oprichting van een investeringsinstituut,
dat tot doel zou moeten hebben het kopen van aan
delen van coöperaties wanneer deze gezond zijn
en een (coöperatieve) bank bereid is de coöperatie
met niet-risicodragend vermogen te financieren, als
het risicodragend vermogen van de coöperatie
eerst wordt verhoogd. Dit laatste zou dan op geen
enkele andere wijze kunnen gebeuren. De midde
len voor een dergelijk instituut zouden in de
eerste plaats van de overheid afkomstig moeten
zijn en verder door de gezamenlijke coöperaties
bijeengebracht moeten worden. Deelname van de
overheid in een dergelijk instituut komt ons in
Nederland zeer twijfelachtig voor, zo niet onmoge
lijk in E.E.G.-verband. Het bijeen brengen van mid
delen voor het instituut door de gezamenlijke
coöperaties zou hetzelfde betekenen als de vor
ming van eigen vermogen. Dit zou dan beter door
de coöperaties zelf voor zichzelf kunnen gebeuren,
zeker daar de eisen die aan het risicodragend ver
mogen moeten worden gesteld, van coöperatie tot
coöperatie uiteen lopen.
samenvatting
Bij expanderende coöperaties moet een even
wicht tussen risicodragend en niet-risicodragend
vermogen worden bewaard. De middelen die daar
toe openstaan, zijn in de eerste plaats de vorming
van normale reserves en voor coöperaties op aan
delen uitbreiding van het aandelenkapitaal. Naast
het risicodragende vermogen staat de aansprake
lijkheid van de leden.
Een financiering van de coöperatie door de leden
heeft geen risicodragend karakter en moet op één
lijn met financieringen door derden worden gezien.
ouddorp f 13.000.000
In een gecombineerde vergadering van bestuur
en raad van toezicht van de bank te Ouddorp ont
ving de spaarder die met zijn storting de 13 mil
joen grens volmaakte, een enveloppe met inhoud.
Dat de bevolking van Ouddorp vertrouwen heeft
in de Raiffeisenorganisatie moge blijken uit de vol
gende cijfers:
1 januari 1961 3,7 miljoen
1 januari 1962 f 6,8 miljoen
juli 1967 f 12 miljoen
februari 1968 13 miljoen
175