geleverde produkten liggen, de fiscus deze als
winstuitkeringen ziet. In dat geval moet dan eerst
belasting worden betaald over een redelijk percen
tage rente over het fiscale vermogen van de coöpe
ratie.
aansprakelijkheid
Naast deze twee vormen van risicodragend ver
mogen worden de verdere risico's van de coöpera
tie gedragen door de leden via hun aansprakelijk
heid. Doen zich eventueel tekorten bij de coöpera
tie voor, dan ontstaat een vordering van de coöpe
ratie op de leden, van een omvang die enerzijds
afhangt van de grootte van het tekort en ander
zijds van de wijze waarop de aansprakelijkheid
statutair is geregeld, bijvoorbeeld afhankelijk van
de omzet van het individuele lid bij de coöperatie.
Deze vordering staat in geen enkel verband tot
eventuele vorderingen van de leden op de coöpe
ratie, welke kunnen zijn ontstaan door leveranties
door de leden aan de coöperatie, of doordat de
leden in de één of andere vorm hebben deelge
nomen in de financiering van de coöperatie, of dit
nu obligaties, deposito's of ledenrekeningen zijn.
Zo kan het voorkomen, dat een lid wel een vor
dering op de coöperatie heeft terwijl hij bij een te
kort niet aansprakelijk is, doordat hij bijvoorbeeld
de laatste jaren geen zaken meer met de coöpera
tie heeft gedaan. Ook het omgekeerde kan voor
komen, bijvoorbeeld wanneer iemand pas lid is ge
worden, hij een grote omzet bij de coöperatie heeft
doch niet heeft deelgenomen in de financiering van
de coöperatie.
Ook al kan in sommige gevallen uitwisseling van
vorderingen van de coöperatie op de leden en van
de leden op de coöperatie plaatsvinden, dan wil
dat niet zeggen dat daarmee de financiering door
de leden van de coöperatie risicodragend is ge
worden. Het dragen van risico's komt voort uit de
aansprakelijkheid en heeft niets te maken met de
financiering door de leden.
Alle vormen van financiering van de coöperatie
door de leden staan dan ook op één lijn met de
financieringen door derden, zij zijn daarmee, tenzij
één van de vorderingen preferent is, concurrerend
indien de coöperaties geliquideerd zouden moeten
worden.
in het buitenland dezelfde problematiek
In dit verband is het ook interessant kennis te
nemen van een recent door het secretariaat van de
I.F.A.P. (International Federation of Agricultural
Producers) samengesteld rapport over coöperatie
financiering. Hierin wordt onder meer gezegd dat
uitbreiding van coöperaties meestal tot gevolg
heeft dat het eigen vermogen als percentage van
het balanstotaal achteruitgaat. Dat is een normaal
verschijnsel bij expanderende ondernemingen,
maar kan, wanneer dit te ver gaat, gevaar opleve
ren voor de onafhankelijkheid en daarmee de con
tinuïteit van de coöperaties. Vele landen rappor
teerden dit als het knelpunt bij uitstek. Het althans
relatief teruglopen van de niet permanent, of voor
lange termijn, door de leden in de coöperatie ge
stoken middelen, moet worden geneutraliseerd
door het laten groeien van het eigen- of risico
dragende vermogen van de coöperaties. Daarbij
zal veelal een tussenweg tussen individuele be
langen en de belangen van de coöperaties gevon
den moeten worden, waarbij moet worden bedacht
dat het hebben van een sterke greep op de markt
van een coöperatie zeker in het belang van de
winstcapaciteit van het individuele boerenbedrijf
kan zijn. Aan de vorming van eigen vermogen (aan
delenkapitaal en reserves) kan in dit licht bezien,
nog veel gedaan worden bij tal van coöperaties,
aldus het I.F.A.P.-rapport.
Daarnaast worden onder meer twee suggesties
besproken die bedoeld zijn bij te dragen in het
zoeken van een oplossing voor de hiervoor be
schreven problematiek.
De eerste is afkomstig uit Zweden waar men in
1965 heeft voorgesteld de leden te verplichten deel
te nemen in het risicodragend vermogen van de
coöperatie voor een bedrag, gelijk aan een zeker
percentage van de jaaromzet, die zij bij de coöpe
ratie hebben. De hoogte van de deelname zou daar-
174