lige stroppen leiden, doch op zichzelf is dit niet verontrustend. Het gaat hier om fluctuaties die het beeld van het ene jaar op het andere geheel kun nen wijzigen. Er is echter ook een ander soort van overschot ten, veroorzaakt door structurele ontwikkelingen, welke kunnen leiden tot een meer blijvende ver storing van het aanbod ten opzichte van de koop krachtige vraag. Dit is het ernstige probleem dat momenteel de gemeenschappelijke landbouwpoli tiek beheerst en wel zodanig, dat zelfs een verdere uitbouw van het E.E.G.-beleid dreigt te stagneren zolang geen bevredigende oplossingen zijn ge vonden voor de financiering der uit de markt te nemen overschotten. Weliswaar is er in wezen geen sprake van voedseloverschotten zolang een groot deel van de wereldbevolking nog honger en gebrek lijdt, doch het probleem is of men afzet kan vinden tegen een koopkrachtige vraag, tegen een prijs die de nood zakelijke produktiekosten kan compenseren. Ook indien de mensen in de ontwikkelingslanden geen geld hebben om onze produkten te kunnen beta len, zal men in het internationale overleg geen middel onbeproefd mogen laten om bevredigende oplossingen te vinden. De moeilijkheid is evenwel dat wij ons dan in de voortbrenging van bepaalde produkten bijvoorbeeld suiker beperkingen zouden moeten opleggen om deze uit de ontwikke lingslanden te kunnen betrekken. Bovendien spit sen de moeilijkheden zich met name toe in de zui velsector en wij zouden dan onze botervoorraden moeten spuien in de landen waaruit wij de grond stoffen betrekken voor de margarine die we zelf consumeren. Wel een zeer bijzondere vorm van internationale ruilhandel. De E.E.G. zit niet alleen met een grote boterberg van 150.000 ton die men nergens kwijt kan, tenzij tegen een zeer hoge kosten, doch ook de tarwe- overschotten kunnen slechts met fikse subsidies uit de Brusselse landbouwpot worden gespuid. oorzaken produktie-uitbreiding De discussies over het gemeenschappelijke land bouwbeleid spitsen zich vooral toe op de vraag hoe men in de toekomst grote produktie-overschot- ten kan voorkomen. De voedselproduktie in de westerse landen is de laatste jaren snel toegenomen. Nederland ging daarbij voorop. Dank zij de hoge ontwikkelings graad van onze landbouw, dank zij de vakbe kwaamheid, de ijver en toewijding van onze boeren en tuinders, kon reeds kort na de wereldoorlog de honger van onze eigen bevolking worden gestild en gingen we steeds meer exporteren. De export van land- en tuinbouwprodukten leverde deviezen, nodig voor de aankoop van de verdere uitrusting van het Nederlandse produktie-apparcat en voor grondstoffen voor de industrie. De agrarische be drijfstak heeft daardoor mede de basis gelegd voor de industriële ontwikkeling en de welvaartsgroei in Nederland. De andere ontwikkelde landen gingen er echter steeds meer toe over hun eigen land- en tuinbouw- produktie te beschermen tegen de relatief goed kope invoer van agrarische produkten uit Neder land. Onze afzet werd belemmerd door allerlei grensmaatregelen, zoals invoerrechten, contingen- teringen enzovoort. Toen kwamen in het kader van het nationale beleid de moeilijkheden, moest met belangrijke subsidies afzet worden gevonden voor overschotten van verschillende produkten, zoals zuivel. Het is de vraag hoe lang Nederland dit had kunnen volhouden zonder produktiebeperkende maatregelen. Gelukkig kwam toen echter de E.E.G., waardoor de belemmerende grenzen langzamerhand ver vaagden en de export van onze landbouwprodukten naar de andere vijf steeds vrijer werd. Onze con currentiepositie was gunstig, ons kostenniveau be trekkelijk laag; bovendien kon men in de andere partnerlanden onze produkten goed gebruiken. Moeten wij dan toch de toekomst met zorg tege moet zien? Helaas wel. Want naar Nederlands voorbeeld hebben ook de andere E.E.G.-landen hun landbouwproduktie sterk verhoogd of zijn daar nog mee bezig. Wil men de vrije concurrentie met de Nederlandse boer en tuinder het hoofd kunnen bieden dan is modernisering van de bedrijfsvoering noodzakelijk. En dit wordt nu door subsidies van de nog nationale overheden aangemoedigd. Veelal 105

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1968 | | pagina 9