Op 30 maart 1968 is het 1J0 jaar geleden, dat
Friedrich Wilhelm Raijfeisen geboren werd.
Overal ter wereld, waar thans coöperatieve instellingen
werkzaam zijn, heeft men ontzaglijk- veel te danken aan
de daden en gedachten van Raijfeisen.
Daarop zal in binnen- en buitenland gedurende de
komende maanden de aandacht worden gevestigd.
Wij willen thansin zijn geboortemaandRaijfeisen
herdenken door hieronder een aantal
van zijn eigen woorden weer te geven
De coöperatieve verenigingen
gronden zich op de meest vol
strekte eigen hulp. Deze laatste
veroorzaakt de ontplooiing als
mede het op een zo breed moge
lijk terrein inspannen en produk-
tief maken van de krachten van
de bevolking en van de grond.
De Christenplicht laat zich
niet afkopen, ook niet met mooie
woorden afdoen. Er wordt ge-
eist, dat we wat doen, dat we
voor God bezig zijn.
Dit beschermt ons tegen eer
zucht, tegen hebzucht, geeft
kracht tot een onvermoeibaar
doorzetten en een innerlijke be
vrediging, die voor geen geld te
koop is.
Ik ben van mening, dat vrucht
dragende verbeteringen van de
cultuur van een land nauwelijks
anders te bereiken zijn dan door
instellingen, die in staat zijn de
beschikbare krachten te verwar
men en in spontane beweging te
zetten.
Ook hier moet de spreuk de
aandacht trekken: „Help U zelf,
zo helpt U God." Wie zich niet
wil laten helpen, die kunnen ook
de verenigingen, die kan ook
God niet helpen.
Het is thans helemaal niet
moeilijk, een zodanige vereniging
in het leven te roepen, omdat de
behoefte daaraan schier overal
bestaat en het nut van een zo
danige instelling onmiddellijk in
het oog springt.
Veel moeilijker is het echter,
daarnaar toe te werken, dat van
het begin af aan de juiste geest
in zulk een vereniging gelegd en
behouden wordt, dat de vereni
ging in alle opzichten goed ge
leid en met name het zakelijke
beheer exact gevoerd wordt.
Hoe zegenrijk de verenigingen
ook werken, toch mag men daar
van geen wonder, geen plotse
linge omkeer der verhoudingen
verwachten.
De goede invloed kan slechts
een geleidelijke zijn. Bij een
voorzichtig beleid komt die ech
ter vast en zeker, om welke re
den de oprichting van dergelijke
verenigingen niet genoeg aanbe
volen kan worden.
Men noemt de verenigingen
naar mijn naam. Ik heb die even
wel niet bedacht. De eerste ver
eniging was een kind van onze
tijd, uit nood geboren. Ik ben
slechts peet daarbij geweest. De
vele gevechten, die mij soms aan
de rand der wanhoop brachten,
hebben mij mijn eigen onmacht
heel duidelijk bewust gemaakt en
hebben mij de diepste overtui
ging gegeven, dat de aan de ver
enigingen ten gronde liggende
beweging geen mensenwerk,
doch Gods werk is. Had ik die
overtuiging niet gehad, dan zou
ik, gezien mijn gezondheidstoe
stand, al lang opgehouden heb
ben daarvoor te werken.