algehele aflossing van de desbetreffende schuld, afzonderlijk laten royeren, terwijl een verhoogde eerste hypotheek pas geroyeerd kan worden als de gehele, verhoogde schuld gekweten is. Dit kan onder bepaalde omstandigheden mogelijk een tweede hypotheek iets aantrekkelijker voor de cliënt doen zijn, al zal dit zich in de praktijk wel nauwelijks voordoen. Bij het bovenstaande zijn wij er natuurlijk van uitgegaan, dat de beide hypotheken hetzelfde ka dastrale perceel en dezelfde schuldeiser en schul denaar betreffen. ad II. Met betrekking tot de tweede vraag van de heer v. d. Kooy, kan het volgende worden medegedeeld: Inderdaad is er in het land een tendens te onder kennen om de salarissen niet meer contant uit te betalen maar bij te schrijven op een bank- of giro rekening. In landen als Amerika, Duitsland en Zweden is deze ontwikkeling reeds enkele jaren eerder op gang gekomen. Dat de bankinstellingen primair deze salarisbetalingen animeren is wat te sterk gesteld. Het was in eerste instantie het be drijfsleven, dat in het giraal uitbetalen van sala rissen een grote werkbesparing zag. Dit neemt echter niet weg, dat de bank- en giro-instellingen uiteraard voor deze girale salarisbetalingen grote belangstelling tonen, daar dit kan leiden tot uit breiding van de cliëntenkring en een toeneming van de toevertrouwde middelen, indien een gedeelte van deze gelden bij de banken blijft gedeponeerd. Voor zover de betrokken werknemers nog geen bankrelatie onderhouden (in de praktijk blijkt dit nog een groot percentage te zijn), valt er als het ware nog een markt te verdelen. In het jaar 1966 kwamen de eerste girale salaris betalingen van de grond. De rekeningen uit hoofde van deze betalingen betreffen over het algemeen rekeningen met relatief kleine saldi een een relatief gering aantal posten tot kleine bedragen, zulks in tegenstelling tot de bedrijfsrekeningen waarop aan zienlijk grotere saldi en meer mutaties voorkomen. De over het algemeen kleine rente- en provisie bedragen op deze particuliere rekeningen, vergen voor de berekening naar verhouding veel tijd en dus kosten. Zo kwam men er in de Nederlandse bankwereld toe voor de girale salarisbetalingen speciale rekeningen te creëren, waarop enerzijds geen provisie werd berekend doch anderzijds geen rente werd vergoed. Zoals boven reeds opgemerkt stonden de girale salarisbetalingen bij bank- en giro-instellingen om acquisitieve redenen bijzonder in de belangstelling. Toen dan ook bleek dat van een rentvergoeding op de saldi van deze girale salarisbetalingen (zoals bij veel nutsspaarbanken op spaarrekeningen het ge val was) een bepaalde aantrekkingskracht uitging en een aantal andere bankinstellingen meende uit dien hoofde eveneens op deze salarisrekeningen, privérekeningen, of hoe zij meer mogen heten, een rente te moeten gaan vergoeden, was spoedig deze rentevergoeding algemeen. Toch is de discriminatie tussen de rente op de salarisrekeningen en de gewone lopende reke ningen, zoals die door de heer Van der Kooy wordt veronderstelt, zeker niet zo groot als deze op het eerste gezicht lijkt. De rente van 31/2 op de lopende rekening voor particulieren uit hoofde van de girale salarisbeta lingen wordt gegeven over het laagste saldo per halve maand, dat wil zeggen dat over de gelden, welke in de loop van een halve maand weer worden opgenomen, geen rente wordt vergoed. Voorts wordt deze rente gegeven over een bepaald maximaal bedrag. Bij onderzoek zal blijken dat voor praktisch zuivere bedrijfsrekeningen de rentevergoeding, zo als die voor de privérekeningen wordt toegepast, veelal een lagere rentebate zou opleveren dan de huidige rentevergoeding van 1%% volgens de dagelijkse methode. Dit vindt uiteraard zijn oor zaak in het aanmerkelijk groter aantal mutaties en de sterk wisselende saldi van deze bedrijfsreke ningen. Voorts is de serviceverlening op de privé rekeningen over het algemeen minder groot dan op de bedrijfsrekeningen. Zo worden bij deze privé rekeningen de dagafschriften per halve maand verzonden en niet zoals bij de bedrijfsrekeningen dagelijks. 143

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1968 | | pagina 47