had verdiend. Een andere belangrijke reden voor
afwijzing was de eis dat meer dan 50 van het
inkomen in de landbouw verdiend moet worden,
met een minimum van 2.500,per jaar. De af
gewezenen zagen dan ook deze inkomenseisen
liefst veranderd en de regels minder stringent en
meer op de persoonlijke omstandigheden van de
aanvragers toegepast. Vooral onder de tuinders
kwam een zeer hoog percentage zeer ontevredenen
over de regeling voor. Zij vonden de Sanerings
regeling I een typische landbouwregeling, welke niet
voldeed aan de bijzondere omstandigheden, waar
mee men in de tuinbouw heeft te maken.
Op het tijdstip van de enquête had 34 van de
afgewezenen het bedrijf toch reeds beëindigd en
33 had plannen daartoe. De grond van de be
ëindigde bedrijven ging voor 2/3 naar bestaande
bedrijven. Op 1/4 van de grond werden nieuwe be
drijven gesticht. Degenen die hun bedrijf hebben
gestaakt, stoppen voor het grootste deel ook met
het werken.
Vele afgewezenen verwachten over enige tijd wel
in aanmerking te kunnen komen voor een beëindi
gingsuitkering en zijn voornemens deze dan ook
aan te vragen.
niet-aanvragers
Ongeveer de helft van de niet-aanvragers be
oordeelt de vooruitzichten voor hun bedrijven gun
stig. 25 van de niet-aanvragers wilde mettertijd
via de saneringsregeling het bedrijf beëindigen,
36 wilde het bedrijf overdragen aan een opvol
ger, 16% wilde verkopen, 5% wilde het bedrijf
beëindigen door het laten aflopen van de pacht,
terwijl 18 nog niet wist hoe men het bedrijf wilde
stopzetten. Wel was iedereen op de hoogte met
de essenties van de beëindigingsregeling. Het
merendeel van de niet-aanvragers staat positief
tegenover de sanering van anderen. De onder
vraagden verwachten in het algemeen veel animo
voor bedrijfsbeëindiging in de toekomst. Vooral de
tuinders uitten deze gedachte. Als voornaamste
redenen voor een grote belangstelling worden ge
noemd de ongunstige resultaten op de bedrijven
(31 het ontbreken van een opvolger (31
de aantrekkelijke uitkeringen (14%), de ongustige
landbouwsituatie in het algemeen (10%) en het uit
de zorgen willen zijn (10%).
conclusies en perspectief
In de saneringsregeling zijn twee facetten te
onderscheiden: 1. een economisch structureel facet
en 2. een sociaal facet. Het beëindigen van bedrij
ven biedt de kans de overblijvende te vergroten,
hetgeen noodzakelijk is voor de verbetering van
de rentabiliteitsontwikkeling. Gemiddeld werden de
overblijvende bedrijven welke grond van gesa
neerde boerderijen konden verwerven, met 2-5 ha
uitgebreid. Toch heeft de sanering, mede door de
geringe omvang van de gesaneerde bedrijven (6,5
ha) nog geen grote algemene bedrijfsvergroting
van de resterende boerderijen kunnen bewerkstel
ligen. Het belangrijkste structurele resultaat is
voorlopig wellicht de tijdwinst van 5 a 7 jaar, welke
bij de bedrijfsbeëindiging wordt geboekt en de
voorbeeldwerking die van de sanering uitgaat.
Het sociale aspect komt tot uiting in het feit dat
38 van de gesaneerden en 50 van de afge
wezenen ziekte, invaliditeit en ouderdom als pri
maire reden voor het indienen van een aanvraag
opgaf. Voor hen kan de saneringsregeling een uit
komst betekenen.
Het aantal van 11.000 aanvragen voor sane
ring, in het geringe aantal jaren, dat deze moge
lijkheid bestaat, duidt erop dat het klimaat voor
sanering in Nederland niet ongunstig is. Toch be
staat er bij een relatief kleine groep een zeer fel,
emotioneel verzet tegen de gedachte aan sanering.
Uit het onderzoek zijn enige door gesaneerden
en afgewezenen gekoesterde wensen ten aanzien
van veranderingen in de Saneringsregelingen I en
II naar voren gekomen, welke wij in het vooraf
gaande reeds noemden. Speciaal bij de tuinders
bestonden enige uitgesproken bezwaren. Inmiddels
heeft de minister van Landbouw de Saneringsrege
lingen I en II vervangen door een onlangs inge
voerde nieuwe regeling. Hierbij is ten dele aan ge
koesterde wensen tegemoet gekomen, waardoor
men hoopt dat met name voor de tuinders meer
mogelijkheden tot bedrijfsbeëindiging worden ge
schapen. Stemmen uit de praktijk doen bij ons de
vraag rijzen of dit feitelijk het geval zal zijn.
138