bedrijfsbeëindiging
NEDERLANDSE BOEREN
BEOORDELEN HET ONTWIKKELINGS- EN
SANERINGSFONDS GUNSTIG
Vandaag de dag wordt het steeds duidelijker, dat
een groot aantal kleine bedrijven zal moeten ver
dwijnen. Een belangrijk instrument, dat bedoeld is
deze ontwikkeling te begeleiden, is het Ontwikke-
lings- en Saneringsfonds voor de Landbouw. Op
verzoek van de Cultuurtechnische Dienst heeft het
Landbouw Economisch Instituut een studie gewijd
aan de zogenaamde Saneringsregeling I. Enige tijd
geleden is deze studie door het L.E.I. gepubliceerd.
Onderstaand zullen enige facetten van deze studie
worden behandeld.
Geënquêteerd zijn 329 personen, waarvan er 100
gebruik hadden gemaakt van de Saneringsregeling
I, 100 waren daarvoor afgewezen en 129 behoor
den tot de categorie potentiële saneringsgevallen.
De geënquêteerden zijn zo goed mogelijk over
de verschillende soorten bedrijven in Nederland
verdeeld, waardoor een redelijk betrouwbaar beeld
is verkregen.
Gebleken is, dat bijna alle Nederlandse boeren
van het bestaan van saneringsregelingen afwisten.
algemene kenmerken
Tussen hen die van de saneringsregeling gebruik
konden maken en hen van wie de aanvraag werd
afgewezen, bestaan enige duidelijke verschillen in
de redenen voor de aanvraag. Ruwweg kan men
deze redenen als volgt indelen:
1. een redelijker bestaan:
gesaneerden 46 afgewezen 41
2. ziekte en ouderdom:
gesaneerden 25 afgewezen 39
3. geen opvolger:
gesaneerden 24%, afgewezen 14%
De wens te komen tot een bescheiden financiële
en sociale zekerheid was bij beide categorieën de
voornaamste factor, welke tot een aanvraag leidde.
Het hoge percentage aanvragers, dat ziekte en
ouderdom als reden voor de aanvraag opgaf, geeft
te denken over de gezondheidstoestand van de wat
oudere Nederlandse boeren. Wanneer het ontbre
ken van een opvolger de voornaamste reden was
voor het indienen van een saneringsaanvraag,
heeft de regeling alleen de bedrijfsbeëindiging
kunnen versnellen, omdat in deze gevallen het be
drijf toch eens gestopt zou zijn.
Velen hebben lang geaarzeld alvorens bedrijfs
beëindiging aan te vragen. Zij die gesaneerd zijn,
hebben er over het algemeen meer moeite mee
gehad dan zij van wie de aanvraag is afgewezen.
Meer dan 3/4 van de geënquêteerden vindt de uit
keringen een al dan niet sterke prikkel tot het in
dienen van een aanvraag.
de gesaneerden
Van de gesaneerden zou 18%, ook wanneer de
beëindigingsregeling er niet was geweest, het be
drijf onmiddellijk hebben gestaakt; 78 zou boer
zijn gebleven. Van de laatsten zou de meerderheid
er toch op 65-jarige leeftijd mee zijn opgehouden.
Ongeveer 80 van de gesaneerden meent dat
hun inkomen na de sanering ten minste gelijk is
gebleven of verbeterd. De gesaneerden zijn dan
ook in het algemeen tevreden met de ontvangen
uitkeringen. Niettemin hebben zij toch wel enige
wensen aangaande de regeling. Zo zouden zij
de bepalingen dat het gehele bedrijf moet wor
den overgedragen en de gebouwen aan de agra
rische bestemming moeten worden onttrokken, ge
wijzigd willen zien. Nog maar heel weinig gesa
neerden hadden een volledige betrekking; part-time
werk kwam iets meer voor. De extra vrije tijd
vormde voor de meesten in het algemeen geen pro
bleem. Velen zouden echter liever in de dorps
kern willen gaan wonen na de beëindiging; hierin
slaagt echter slechts een beperkt aantal.
de afgewezenen
De meest voorkomende reden voor afwijzing van
de aanvraag tot sanering was dat men gedurende
de laatste drie jaar gemiddeld meer dan 8.000,
137