de betrekkelijk ruime voorwaarden, ook deze le
ning wel veel aftrek zal vinden.
geldmarkt
De toestand op de geldmarkt was in februari in
het algemeen aan de ruime kant. De circulatie van
bankbiljetten was zowel bij het begin als aan het
eind van de maand maar even boven de 8 miljard
en in de tussenliggende periode lag het niveau
daar ongeveer 150 miljoen onder.
De banken hadden het onder deze omstandig
heden niet al te moeilijk om voor de middelen te
zorgen welke nodig waren voor de vrij grote be
dragen die naar de schatkist vloeiden wegens be
lastingbetalingen. Het tegoed van het Rijk bij de
Centrale Bank bewoog zich dan ook gemiddeld op
een hoog peil.
In de goud- en deviezenreserves van de Neder
landse Bank kwamen geen grote veranderingen.
De goudvoorraad onderging een kleine daling.
betalingsbalans
In tegenstelling tot eerder gewekte verwachtin
gen bleek de betalingsbalans over 1967 op de lo
pende rekening een tekort van 200 miljoen te
hebben opgeleverd. In het Centraal Economisch
Plan 1968 was nog met een overschot van 200
miljoen gerekend. Overigens schijnt deze ontwik
keling grotendeels te moeten worden toegeschre
ven aan een grotere invoer dan was verwacht in
de laatste maanden van het jaar en vooral van de
cember. De extra grote invoer was het gevolg van
het anticiperen op hogere omzetbelastingtarieven
in januari. Verder viel de dienstenbalans wat tegen.
De handelsbalans over januari gaf een groot te
kort te zien, eveneens door een sterke stijging van
de invoer, welke 21% hoger lag dan in januari 1967.
Hierdoor ontstond in de eerste maand van het jaar
een tekort op de handelsbalans van ruim 530 mil
joen. Het ongunstige effect hiervan op de betalings
balans drukt echter voor een deel nog op 1967,
doordat een deel van de in januari geregistreerde
invoer in werkelijkheid op december betrekking
had. Dat verklaart ook waarom achteraf de beta
lingsbalans van 1967 tegenviel.
Niettemin blijft ook voor 1968 het vooruitzicht
voor de betalingsbalans nog niet zo geweldig. Het
is uitermate moeilijk, zoals wel al gebleken is, om
zo vroeg in het jaar daaromtrent eningszins be
trouwbare prognoses te geven, maar volgens het
Planbureau moet er voorshands toch op niet veel
meer gerekend worden dan een klein overschot.
onzekerheden
De onzekerheden op het financieel-economische
vlak in het binnenland, welke een enigszinskleurloos
beeld geven aan onze nationale economie in dit
stadium, gaan samen met onzekerheden in het bui
tenland. Deze onzekerheden zijn echter met meer
spanningen geladen. In de eerste plaats geldt dit
wel voor de internationale politieke toestand, waar
bij de strijd van de Verenigde Staten in Vietnam
ook repercussies heeft in economisch opzicht.
De Verenigde Staten moeten streven naar een
evenwichtiger betalingsbalans onder omstandig
heden welke daarvoor niet gunstig zijn. Daarom wil
men de kapitaaluitvoer uit Amerika beperken en
zou men het liefst zien dat Europese landen met
betalingsbalansoverschotten, zoals West-Duitsland
en België, die overschotten wegwerken en zo mee
werken aan het herstel van het evenwicht op de
Amerikaanse betalingsbalans.
Dit streven zou er toe kunnen leiden dat er in
Europa een zwaarder beroep op de kapitaalmarkten
wordt gedaan, hetgeen weer een stijging van de
rente tot gevolg zou kunnen hebben. Tot dusver is
er van een dergelijke ontwikkeling echter niet veel
te merken.
monetair overleg
De landen van de E.E.G. hebben in Rome over
legd hoe zij een verhoging van de rente kunnen
tegengaan. Een poging in die richting verleden jaar,
op initiatief van de Engelse regering ondernomen,
werd een mislukking, niet in de laatste plaats door
gebeurtenissen in Engeland zelf: de devaluatie van
het pond en de verhoging van het Engelse disconto
tot 8 Wat dit laatste betreft bestaat er wel enige
kans dat Engeland tot een verlaging zal overgaan.
Hoe de ministers van Financiën een stabilisatie
van de rente willen bereiken is nog niet erg duide-
131