En verder. Het zijn globale getallen. Zij gelden
voor de Nederlandse boerderij als geheel. Maar het
zijn tienduizenden individuele bedrijven die tezamen
deze Nederlandse boerderij vormen en zij moeten
individueel gefinancieerd worden.
Zij hebben niet één, maar twee problemen op te
lossen. Er moeten middelen gevonden worden voor
de overname van een bedrijf en daarnaast zal vaak
nog een vernieuwde opzet en een moderne bedrijfs
voering gefinancierd moeten worden.
Wat de grote spanningen oproept is, dat deze
dingen zich nu tegelijkertijd aandienen. De bedrijfs
overname is op zichzelf beschouwd ongetwijfeld
een knelpunt. Echter, altijd in het boerenleven heeft
de opvolging van vader op zoon problemen opge
leverd. Dat in Nederland tot voor kort de opvolging
als vraagstuk niet zozeer in de openbaarheid is
gekomen kan worden toegeschreven aan het grote
aandeel van het eigen vermogen in de financiering
en aan de omvangrijke familiefinanciering met de
daarbij behorende soepele en gunstige rente- en
aflossingsvoorwaarden. Ook een factor van belang
is dat hier te lande de pacht een ruime plaats heeft
als vorm van grondgebruik. De vrij plotselinge
stijging van de grondprijzen (en recentelijk de
scherpe stijging van de rentevoet) is er in belang
rijke mate debet aan dat thans de bedrijfsovername
als een knelpunt naar voren komt.
Dan is er het verschijnsel dat de familiefinan
ciering van relatief geringere betekenis wordt. De
wijkende erfgenamen zijn in mindere mate bereid
deel te nemen in de financiering van de broer of
neef. De verhoudingen worden zakelijker, harder.
De ervaringen welke de banken opdoen tonen aan
dat er voor de gevallen die zich aandienen, steeds
een oplossing kan worden gevonden als de per
soonlijke eigenschappen en het ondernemerschap
van de aanvrager goed zijn en in het bedrijf een
buffer aan risicodragend kapitaal als eigen- of
familievermogen aanwezig is. De lasten van rente
en aflossing worden opgebracht, dat is de ervaring
van de banken, maar ik zou niet willen beweren,
dat dit zonder moeite gebeurt. Het is duidelijk dat
hoge lasten dwingen tot zuinigheid in de privé-
huishouding.
Man en vrouw moeten het er wel goed over
eens zijn als zij een bedrijf beginnen met een
schuldenlast die hen. althans de eerste jaren,
dwingt tot grote inspanning en zuinigheid.
Het komt er op aan of met de benodigde finan
ciering een voldoend inkomen kan worden verkre
gen, of de lasten kunnen worden opgebracht, of er
een passend bestanddeel aan eigen vermogen aan
wezig is om deze lasten niet te hoog te laten op
lopen en om als risicobuffer te dienen.
Er is nog de zeer belangrijke factor van het on
dernemerschap. Het verschil tussen een prima boer
en een middelmatig ondernemer kan men waar
deren op ettelijke honderden guldens per ha. per
jaar.
Het is echter niet gemakkelijk te oordelen over
de capaciteiten van iemand, die nog beginnen moet.
Het is in de praktijk van de financiering in de
laatste jaren wel duidelijk geworden, dat vele jonge
boeren met een zodanige belasting beginnen, dat
de vraag of dit een verantwoord begin is open
moet blijven. Als er geen tegenslagen komen kan
het rondlopen; om tot een echt welslagen te komen
moeten er meevallers zijn.
toch boer worden, mits
Als het zo moeilijk ligt, waarom wordt er dan nog
iemand boer? Het is duidelijk dat alleen een pien
tere, handige en ijverige jongeman er wat van kan
maken. Die kan ook wel wat anders worden als hij
er zich tijdig op voorbereidt. De vraag waarom
het landbouwbedrijf voor jonge mensen, die er in
opgroeien, een grote aantrekkingskracht heeft, on
danks de duidelijke bezwaren, houdt mij niet zo
heel erg bezig. Ik vind het begrijpelijk, als iemand
als zelfstandige ondernemer zijn krachten in de
maatschappij wil beproeven. En als het boer-worden
dan gesteund wordt door de traditie en door de
ervaring van voorgaande geslachten dan is dat een
goede zaak.
Maar, men moet weten wat men begint.
In deze maatschappij is géén plaats voor een be
drijf dat onder de maat is. Vroeger ging dat nog
wel als men met een klein bestaan genoegen wilde
nemen.
Als de opzet van een bedrijf aan redelijke voor
waarden voldoet dan is daar, behalve een capa-
116