u
4
«v
w
5?
m
m
bele jonge boer, een behoorlijke oppervlakte goede
grond, een goede veestapel, doelmatige gebouwen,
moderne machineriën, in de financiering van het
geheel een stuk eigen vermogen nodig dat onder
meer de functie heeft een buffer te zijn om tegen
slagen op te vangen.
Maar aangezien ook het goede landbouwbedrijf
nog een onderneming is van bescheiden allure, kan
het ondanks de buffer van een deel eigen vermo
gen, geen grote risico's lopen zonder zijn voort
bestaan in de waagschaal te stellen.
Bovendien: dit eigen vermogen moet in stand
blijven.
de grote vraag en het antwoord
Het Nederlandse nationale beleid is bezig over
te gaan naar Brussel. Als het E.E.G.-mechanisme
goed werkt betekent het een aanmerkelijke risico
vermindering voor de Europese boer, ook voor de
Nederlandse. Er blijven echter nog genoeg risico's
over om hem tot ondernemer te bestempelen. Het
markt- en prijsbeleid van de E.E.G. trekt de grote
lijnen, waarbinnen de boeren hun mogelijkheden
moeten benutten. Zij hebben géén gegarandeerde
lonende prijzen, laat staan een gegarandeerd in
komen. Zij hebben ook nog het oogstrisico; het
weer, ziekten en plagen kunnen hen parten spelen.
In een wereld, waarin 2/3 van de bevolking on
voldoende gevoed wordt, waarin zelfs hongers
noden voorkomen, zou de afzet van landbouwpro-
dukten geen groot probleem moeten zijn. (Boerma -
directeur generaal F.A.O.).
Maar het is wél een vraagstuk omdat de afzet een
zaak is van koopkracht. Waar de grootste behoef
ten bestaan ontbreekt de koopkracht. Vaak heeft
men in deze landen niet veel anders te verkopen
dan juist agarische produkten.
Het gaat er niet om zoveel mogelijk te produ
ceren, maar om afzet te vinden voor een groeiende
produktie.
Het is daarvoor van belang een inzicht te verkrij
gen in het toekomstige verbruik van voedingsmid
delen door onze kring van afnemers. Het L.E.I.
heeft een lofwaardige poging gedaan om, wat Ne
derland aangaat, inzicht in deze materie te verkrij
gen. Deze prognose heeft betrekking op de jaren
1970 en 1975. Zij houdt rekening met het verbruik
per hoofd en met de toeneming der bevolking. Van
brood bijvoorbeeld neemt het totaal-verbruik nog
toe, hoewel het verbruik per hoofd terugloopt. Het
totale aardappelverbruik loopt achteruit.
Voor rundvlees wordt een stijgende consumptie
verwacht, maar tot 1970 een nog sterkere stijging
van het aanbod. De vooruitzichten voor de afzet
van varkensvlees worden gunstig beoordeeld. De
sterk stijgende produktie zal niet met afzetmoei-
lijkheden te kampen hebben.
117