het spaargedrag van agrariërs ondernemers van deze nieuwe regeling gebruik maken, dan er, bij continuering, van de oude rege lingen gebruik zouden hebben gemaakt. Veel zal daarbij afhangen van het beleid, dat dienaangaande zal worden gevoerd door de Stichting Beheer Landbouwgronden. AUTOMATISERING In het jaar 1967 nam het aantal banken dat de boekhouding geheel of gedeeltelijk via de compu ters van de Centrale Bank verwerkt toe tot 39. De uitbreiding van het aantal rekeningen op de computers hield uiteraard gelijke tred met de toe neming van het aantal geautomatiseerde banken. Zo werden per 31 december jl. van deze banken 340.000 spaarrekeningen geadministreerd tot een bedrag van 760.000.000,terwijl het aantal lo pende rekeningen 50.000 bedroeg met D ƒ100 miljoen en Cr. 102 miljoen. Op de geautomatiseerde rekeningen vonden het afgelopen jaar bijna 4 miljoen mutaties plaats. In 1968 zullen de werkzaamheden, te verrichten voor de 39 thans geautomatiseerde banken, verder worden uitgebreid. Ook zullen dit jaar nog onge veer twintig banken tot automatisering van hun ad ministratie overgaan. Het aantal rekeningen ,,op de computers" zal hierdoor de 600.000 overschrijden. inleiding Een groot deel van de tot nu toe uitgevoerde onderzoekingen, betreffende het consumptie- en spaargedrag heeft betrekking op dat deel van dc gezinshuishoudingen dat loon- en/of steuninkomen ontvangt. Voor zover het gaat om een analyse van de con sumptieve bestedingen, is dit wel verklaarbaar ge zien het feit, dat de in budgetonderzoekingen ver tegenwoordigde bevolkingsgroepen (arbeiders, employés en dergelijke) een groot deel van de consumptieve vraag voor hun rekening nemen. Wat de besparingen betreft, is een en ander echter minder vanzelfsprekend. Zonder te stellen, zoals wel is gedaan, dat de bijdrage van loontrek- kenden en dergelijke tot de gezinsbesparingen te verwaarlozen zou zijn, is het duidelijk dat het ver schil in spaardrang tussen zelfstandigen en niet- zelfstandigen, onder andere voortvloeiende uit verschillen in de regelmaat van de inkomensstroom, voor het niveau van en de schommelingen in de gezinsbesparingen van wezenlijk belang is. Dat men niettemin de loon- en salaristrekkenden veelvuldig in spaarenquêtes betrokken ziet, heeft verschillende redenen. Vooral indien men de om vang der besparingen wil benaderen vanuit de mutaties in de verschillende vermogensvormen, doet zich bij de zelfstandigen het probleem voor, dat niet altijd duidelijk te onderscheiden valt welk deel van de besparingen moet worden toegerekend aan de bedrijfs- of beroepssfeer en welk deel als gezinsbesparing moet worden beschouwd. Deze omstandigheid is er bijvoorbeeld de oorzaak van dat in het C.B.S. Spaaronderzoek 1960 uitsluitend de loon- en salaristrekkenden (ook voor zover deze voorkwamen in de huishoudingen van zelfstandi gen) werden ondervraagd. Naast deze technische aangelegenheid is er het streven om de vermogensvorming van de werk nemers te bevorderen en deze categorie zodoende 63

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1968 | | pagina 9