De direct opvraagbare spaargelden vertonen de
laatste 2 jaar slechts een geringe toename.
Wij wijzen in dit verband nog eens op hetgeen
wij in het jaarverslag 1966 schreven:
Aan de groei van het termijnsparen is de conse
quentie verbonden, dat voor een groter deel van
de financieringsmiddelen van de banken een hoge
re prijs moet worden betaald dan voorheen het
geval was. De weerslag hiervan wordt gevonden in
een hogere debetrente. Het zou onjuist zijn, wan
neer de banken en de spaarbanken in Nederland
bij de vaststelling van de tarieven en de voor
waarden voor het termijnsparen een overdreven
accent gingen leggen op de acquisitie van deze
middelen ter bevordering van de groei van de ei
gen instelling. Het nuttig aspect daarvan voor dc
maatschappij zou ernstig in twijfel moeten worden
getrokken, omdat de kredietkosten als onderdeel
van de exploitatielasten van de bedrijven daardoor
onnodig hoog zouden blijven.
De laatste jaren zijn de volgende bedragen aan
rente over de spaartegoeden bijgeboekt:
Samenvattend mag worden gezegd, dat het beeld
van de spaaractiviteiten in de organisatie geken
merkt wordt door een opgaande lijn. Het ene jaar
is de groeicurve steiler dan in het andere jaar,
doch over het geheel genomen, is er sprake van
een belangrijke aanwas van middelen, waardoor
onze banken in staat zijn de verdere ontplooiing te
bevorderen van de gemeenschappen waarin zij
werkzaam zijn.
ultimo
1963 105,4
1964 121,9
1965 145,8
1966 172,3
1967 205,0
miljoen
(geraamd)
Ook hierbij zien wij dus een belangrijke opklim
mende reeks, ten dele veroorzaakt door groei van
de uitstaande tegoeden en ten dele door stijging
van de spaarrente.
Het gemiddeld spaartegoed per rekening heeft
zich de laatste jaren als volgt ontwikkeld:
1 januari 1964 2.258
1965 2.324
1966 2.421
1967 2.464
1968 2.583 (geraamd)
De stijgende lijn van het gemiddeld per spaar
rekening uitstaande bedrag hield ook in 1967 aan.
77