courant namen echter met f69,4 miljoen toe, waar
door het totaalbedrag van de uitzettingen per saldo
met 23,1 miljoen steeg.
het spaarverloop in 1967
December is in 1967 voor onze organisatie de
enige maand geweest met een ontsparing. Voor
het gehele jaar kon een spaaroverschot geboekt
worden dat voor het eerst de half miljard gulden
overschreed, namelijk 503,7 miljoen.
Het voorlaatste record dat op 1965 stond, werd
in 1967 met 110,9 miljoen overtroffen. Samen met
do bijgeboekte rente over 1967 kwam het totale
spaartegoed in het afgelopen jaar op 6.069 mil
joen.
Werd in november 1964 voor het eerst een
maandelijks spaarresultaat behaald van meer dan
50 miljoen, in 1967 was dit in 7 maanden het ge
val. Uit deze gegevens blijkt de toeneming van het
volume van activiteiten bij onze organisatie
Het spaaroverschot uitgedrukt in procenten van
het spaartetgoed op 1 januari, bedroeg in 1967
9,4 tegen 7,3 in 1966 en 9,1 in 1965.
Bij de overige bank- en spaarinstellingen steeg
het spaartegoed in 1967 als volgt:
Boerenleenbanken Eindhoven
Rijkspostspaarbank
Bondsspaarbanken
Handelsbanken
10,5%
4,0
8,5
26,4
Ook in 1966 en zelfs 1965 stond de provincie
Utrecht op de eerste plaats. Zeeland is de enige
provincie, die in 1967 een lager groeipercentage
vertoonde dan in 1966.
Groningen dat zowel in 1965 als in 1966 op de
laatste plaats eindigde vertoonde in 1967 een op
merkelijke groei.
Bedroeg voor de gehele organisatie de groei van
het spaartegoed 9,4 voor de plattelandsbanken
was dit 8,2, voor de semi-stedelijke banken 10,5
en voor de stedelijke banken 11,3
Omdat de groei van de terugbetalingen achter
bleef bij die van de inlagen, kon in 1967 een ver
betering in de omloopsnelheid van de spaargelden
geconstateerd worden. In 1966 bedroeg de omloop
snelheid 0,47 en in 1967 0,44. Dit betekent een ge
middelde verblijfsduur van de spaargelden van 27
maanden, tegen gemiddeld 25 maanden in 1966.
De ontwikkeling van respectievelijk de inlagen
en terugbetalingen in de spaarbank was in de laat
ste jaren als volgt:
In procenten van het spaartegoed op 1 januari
Inlagen Terugbetalingen Spaarverschil
1963
54,5
42,7
11,8
1964
56,5
47,6
8,9
1965
57,3
48,2
9,1
1966
56,2
48,9
7,3
1967
55,1
45,7
9,4
De procentuele stijging van het spaartegoed bij
onze banken liep voor de verschillende provincies
nogal uiteen, zoals onderstaande opstelling toont:
1967
1966
Utrecht
13,7
10,5
Friesland
10,5
9,0
Groningen
10,2
6,0
Zuid-Holland
10,1
7,1
Noord-Holland
10,0
8,0
Noord-Brabant
9,6
6,3
Drenthe
8,4
6,8
Overijssel
8,4
6,1
Gelderland
8,2
6,7
Zeeland
6,0
6,5
Hoewel ook het inlagen percentage aan de lage
kant was, moet do stijging van het spaarverschil
vooral worden toegeschreven aan een achterblij
ven van de terugbetalingen.
Het spaaroverschot (excl. bijgeboekte rente) ver
deeld naar direct opvraagbare spaargelden en naar
termijnspaargelden bedroeg als volgt:
x f 1 miljoen
Direct
opvraagbare
spaargelden
Termijn
spaargelden
Totaal
1965
1966
1967
224,5
35,4
25,9
168,3
317,5
477,8
392.8
352.9
503,7
76